Wormen; ze worden door veel mensen onderschat, maar deze parasieten kunnen bij paarden enorme schade aanrichten. Koliek, diarree, bloedarmoede, vermagering, groeiachterstand en zelfs de dood kunnen gevolgen zijn van een wormbesmetting. Op basis van de uitkomsten van een mestonderzoek kunnen wormen gericht bestreden worden.
Wat zijn wormen precies?
Wormen zijn parasieten, wat wil zeggen dat ze een vorm van leven zijn die zich in stand houdt en vermenigvuldigt ten koste van een andere levenssoort. Er zijn twee groepen parasieten te onderscheiden: ectoparasieten en endoparasieten. Ectoparasieten leven op de gastheer, zoals bijvoorbeeld vlooien. Endoparasieten leven in de gastheer, zoals alle wormen waar paarden mee besmet kunnen raken.
Wormen zitten bij paarden vooral in het spijsverteringsstelsel. Met wormen besmette paarden scheiden met de mest wormeitjes uit die na een tijdje als larven door een ander paard met het gras weer worden opgenomen. Wormen vormen met name bij jonge paarden een groot probleem. Ze kunnen bij veulens zorgen voor een groeiachterstand, vermagering, ernstige koliek of diarree. Soms kan een wormbesmetting zelfs de dood tot gevolg hebben doordat de paarden bijvoorbeeld uitdrogen ten gevolge van ernstige diarree of doordat ze bloedvergiftiging krijgen. De darmen zijn dan zo ernstig beschadigd dat er bacteriën in het bloed kunnen komen. Het is dus belangrijk een wormbesmetting zoveel mogelijk te voorkomen.
Het voorkomen en behandelen van een worminfectie
Het voorkomen en behandelen van worminfecties is een ingewikkelde materie geworden en er is geen standaard procedure voor te geven. Het is achterhaald om alle paarden tegelijk volgens een vast schema te ontwormen. Er zullen dan veel paarden zijn die onnodig ontwormd worden.
Wanneer bij alle paarden op een bedrijf of in een groep een mestonderzoek wordt gedaan, zal blijken dat slechts een deel van de dieren een teveel aan wormeitjes in de mest heeft en dus behandeld moet worden. Uit onderzoek is gebleken dat slechts 20% van de paarden te veel wormeitjes uitscheidt. Door driemaal per jaar een mestonderzoek te laten doen bij de paarden die ouder zijn dan drie jaar en een goed weidemanagement toe te passen, zal er veel minder vaak ontwormd hoeven te worden. De paarden krijgen dan dus minder medicatie binnen, de kans op resistentie wordt kleiner en er worden kosten uitgespaard.
Mestonderzoek
Bij een mestonderzoek wordt de mest onderzocht op de aanwezigheid van wormeitjes. Er wordt gekeken naar welke soort eitjes en in welke hoeveelheid ze worden uitgescheiden. Mestonderzoek wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de weidebesmetting laag blijft door de uitscheiding van eitjes laag te houden. Mestonderzoek is het belangrijkste in het voorjaar en in de zomer. In het najaar en in de winter kan mestonderzoek een vals negatieve uitslag geven omdat sommige wormen dan in ‘winterslaap’ zijn en geen eieren uitscheiden.
Het is verstandig om bij paarden ouder dan drie jaar twee tot drie keer per jaar mestonderzoek te doen (maart, juni, september) en ze één keer per jaar, in het najaar (november), standaard te ontwormen met een middel dat ook tegen lintworm werkt. Bij een mestonderzoek is het belangrijk om verse mest te gebruiken. De mest mag niet in contact zijn geweest met de bodem. Een mestbal van bovenop de hoop is prima. Verpak de mest luchtdicht in een zakje met daarop de naam en leeftijd van het paard. Als de mest niet direct naar de dierenarts gebracht wordt, kan de mest in de koelkast bewaard worden.
Er is dus geen standaard ontwormschema te geven. De aanpak verschilt per bedrijf, maar ook per paard. De dierenarts moet dan ook per situatie aangeven welk ontwormingsmiddel het beste gebruikt kan worden. Op basis van een analyse van het paardenbedrijf en de uitkomsten van het mestonderzoek zal hij of zij met een passend advies komen.
Zorg voor een goed weidemanagement
In het algemeen geldt dat het vooral belangrijk is de infectiedruk op het weiland zo laag mogelijk te houden. Wormeieren worden immers door het ene paard uitgescheiden en kunnen dan door een ander paard weer worden opgenomen.
Om deze cyclus te doorbreken is gericht ontwormen en een goed weidemanagement enorm belangrijk:
- Als het mogelijk is, weidt de paarden dan regelmatig om naar verschillende, het liefst schone, percelen.
- Verwijder minstens twee keer per week de mest uit het land.
- Ook is het goed de weides afwisselend te laten begrazen door een andere diersoort zoals schapen of koeien. Zij kunnen namelijk, net als mensen, niet besmet worden met paardenwormen. De wormeieren die de andere diersoort uitscheidt, zijn op hun beurt weer niet gevaarlijk voor paarden.
- In plaats van een andere diersoort op het weiland te laten grazen, kan het land ook gemaaid worden.
- Zorg dat er vóór het omweiden een mestonderzoek gedaan is en dat er, indien nodig, ontwormd is. Dan komen er zo min mogelijk eieren op de schone wei terecht.
Paarden van drie jaar en jonger
De enige uitzondering op bovenstaande informatie betreft paarden van drie jaar en jonger. Het is verstandig van deze dieren regelmatiger mestonderzoek te doen en/of wel volgens een vast schema te ontwormen omdat zij door hun beperkte weerstand meer kans hebben op problemen ten gevolge van wormen. Ontworm alle paarden uit dezelfde groep of weide op hetzelfde moment en geef ze de juiste dosering op basis van hun lichaamsgewicht.
Veulens
Het is erg belangrijk dat veulens ook tegen spoelwormen behandeld worden met pyrantel, omdat er resistentie is van deze wormen tegen de gangbare ontwormingsmiddelen. Wees er echter alert op dat niet elk middel geschikt is voor veulens. Voor het ontwormen van veulens kunt u dan ook het best uw dierenarts om advies vragen.
Drachtige merries
Drachtige merries moeten één tot twee weken voor de geboorte van het veulen ontwormd worden met Ivermectine. Dit is niet bedoeld voor de merrie zelf, maar voor het pasgeboren veulen. Zorg er tevens voor dat de gehele stal uitgemest en goed schoongemaakt wordt voor de geboorte.
Ontwormen
De meest gebruikte ontwormmethode is die d.m.v. een oraal toe te dienen spuit met ontwormpasta. De dosering is afhankelijk van het lichaamsgewicht van het paard en kan handmatig geregeld worden middels een soort stop aan de wormspuit. Als regel geldt: beter iets te veel dan iets te weinig geven. Behalve bij veulens, daar kan ernstig overdoseren gevaarlijk zijn. Zorg dus dat er niet gemorst wordt. Een klein beetje morsen betekent al snel dat er voor 200 kg lichaamsgewicht te weinig wordt gegeven.
Sommige middelen zijn tegenwoordig ook als paardensnoepjes te koop. Deze worden makkelijk gegeten door het paard en zijn ook voldoende effectief.
Ontwormingsmiddelen
Ontwormingsmiddelen worden op basis van hun werkingsmechanisme ingedeeld in drie groepen. In de winkel of bij de dierenartsenpraktijk kun je de ontwormingsmiddelen terugvinden onder een merknaam en op de verpakking staat altijd de werkzame stof van het middel vermeld. De drie groepen zijn:
- G1: Benzimidazolen met de werkzame stoffen febantel en fenbendazole.
- G2: Tetrahydropyrimidines met de werkzame stoffen pyrantelpamonaat en pyrantelembonaat.
- G3: Macrocyclische lactonen met de werkzame stoffen ivermectine en moxidectine.
De laatste twee worden het meest gebruikt. Daarnaast zijn nog de zogenaamde combinatiepreparaten op de markt. Deze bestaan uit ivermectine of moxidectine in combinatie met praziquantel. Praziquantel dient ter bestrijding van lintworm.
Voorkom resistentie!
Resistentie van wormen tegen ontwormingsmiddelen is een dreigend gevaar en een onomkeerbaar proces. In de strijd ter voorkoming van resistentie is een goed weidemanagement het allerbelangrijkste. Ook is het erg belangrijk paarden ouder dan drie jaar niet standaard volgens een vast schema te ontwormen aangezien veel dieren dan onnodig ontwormd worden. De meeste volwassen paarden hebben al een goede afweer opgebouwd tegen wormen. Zij scheiden dan ook weinig tot geen eieren meer uit en zijn dus nauwelijks van belang voor de besmetting van de wei. Vaak hoeven zij niet meer ontwormd te worden.
Wanneer er een nieuw paard op het bedrijf komt, controleer dan voor en na de behandeling met een ontwormingsmiddel de mest op aanwezigheid van wormeieren. Op deze manier kom je erachter of het dier resistente wormen bij zich draagt. Bekijk dan ook elk paardenbedrijf als situatie op zich en elk paard als individu. Laat een mestonderzoek doen, zorg voor een goed weidebeleid en overleg met je dierenarts.
Meer goede informatie is te vinden in de parasietenwijzer
Auteur: Iris van Gulik | Tekst in samenwerking met Dinette Neuteboom