Veroudering is een proces dat zich bij ieder dier en mens afspeelt, maar waar we eigenlijk nog maar weinig van af weten. Behalve dat iedereen een keer dood zal gaan en dat verouderingsprocessen niet bij ieder dier en mens op dezelfde wijze verlopen; de een is eerder oud dan de ander. Er bestaat daarom ook geen standaard leeftijd waarop je over gaat op seniorvoer voor je paard. Het ene paard heeft al seniorvoer nodig op 17-jarige leeftijd en de ander pas op zijn 25ste.
In dit artikel lees je meer over voedingsadvies voor seniorpaarden.
LEESTIPS | Paardenvoeding
Dit betreft een meer verdiepend artikel, waarbij voorkennis van andere artikelen handig kan zijn. Lees bijvoorbeeld ook (een van) de volgende (basis)artikelen:
– Seniorpaarden voeren is maatwerk (algemeen artikel)
– Voeding paard | Voerwijzer voor paarden, voer en vertering
– Keuzestress! Welk voer geef ik mijn paard?
– Body Condition Score (BCS) | Weet jij of je paard wel of niet te dik is?
– Weidegang voor je paard: lust of last
Wanneer is een paard oud?
En wat is oud? Paarden worden gemiddeld iets minder oud dan pony’s, maar hoe oud een paard wordt kan sterk verschillen. Er zit dus niets anders op dan je paard goed in de gaten te houden en regelmatig te laten controleren door de dierenarts.
Ouderdomsgebreken bij paarden
Wanneer spreken we van een ouder paard? Het ene paard vertoont op 15-jarige leeftijd al…
Bekijk artikelVerouderingsprocessen bij paarden
Niet alle veranderingen kun je namelijk zelf zien. Een hartruis bijvoorbeeld, maar ook kreupelheid of een lichte mate van onregelmatigheid in de beweging, ziet niet elke eigenaar, zo blijkt uit Engels onderzoek. Ook veranderingen in de body condition score (BCS) worden beter en eerder door een buitenstaander dan door de eigenaar zelf waargenomen.
PPID-test met 50% korting
In de maanden september en oktober kun je je paard met 50% korting op PPID laten testen. Informeer hierover bij je dierenarts.
Rantsoen voor oudere/senior paarden
Nu zijn er tegenwoordig redelijk wat soorten seniorvoeders op de markt en krijgt menig paard vanaf 15-16 jaar speciale voeding, misschien wel zonder dat dit nodig is. Het gevolg is dat het aantal te dikke oudere paarden stijgt. Helaas hebben die paarden een dubbel zo groot risico op hoefbevangenheid. Zowel door veroudering als door obesitas. Deze voedingsaanpassingen voor oudere paarden zijn dus ongetwijfeld goed bedoeld, maar kunnen ook minder gewenste gevolgen hebben. Geef dus alleen speciale voeding als het paard eraan toe is!
Uiteindelijk zal het dus zo zijn dat hoe ouder het paard is, hoe meer zorg je aan het rantsoen moet gaan besteden om te proberen de juiste ondersteuning te geven.
Wanneer is je paard toe aan seniorvoeding?
Het paard is aan seniorvoer toe als hij met de normale voedermiddelen niet in een goede conditie kan blijven. Om te voorkomen dat het paard sterk vermagert, is elke 6 weken controle van de BCS nodig. Voel en zie je dat het vetlaagje vermindert, ondanks dat het rantsoen en de dagelijkse beweging gelijk zijn gebleven, dan is dat een teken van een minder efficiënte vertering. Je ziet dan ook vaak veranderingen in de mest. Het gebit en de kauwkracht gaan achteruit. Het paard heeft baat bij een aangepaste kwaliteit ruwvoer en eventueel een seniorvoer.
Zorg wel altijd dat het paard voldoende beweging krijgt. Artrose is een veelvoorkomende kwaal. Zonder beweging zal het paard eerder last krijgen en erg stijf en stram worden. Dag en nacht buiten lopen met mogelijkheid tot schuilen is voor de meeste paarden ideaal. Zeker voor paarden met luchtwegaandoeningen, een andere kwaal die zeer vaak bij oudere paarden voorkomt. En hou een paard natuurlijk nooit alleen, elk paard heeft gezelschap nodig. Geef in de winter een deken tegen regen en kou. Oudere paarden die vermagerd zijn, zijn minder in staat hun lichaam op temperatuur te houden en het kost meer energie, die ze zelf hard nodig hebben.
Voerkeuze voor seniorpaarden
Het assortiment seniorvoeders is tegenwoordig vrij uitgebreid. Ze zijn echter niet allemaal hetzelfde. En ze zijn ook niet allemaal geschikt voor elke senior. Vandaar dat je goed de gezondheidsstatus van je paard moet kennen voordat je een voer kunt uitkiezen. Dit pleit weer voor een goed contact met je dierenarts waar je mee kan overleggen en die kan helpen bij het maken van de juist keuze.
Je kunt kiezen uit seniorvoeders die:
- alleen natgemaakt gevoerd moeten worden (bevat bietenpulp)
- een compleet dan wel aanvullend voer zijn
- met extra variaties aan verschillende vezelbronnen
- met gemiddeld of laag zetmeel- en suikergehalte
- gemiddeld tot hoog eiwit- of vetgehalte
Vezels
Elk rantsoen moet vezels bevatten. Ook als een paard niet of minder goed kan kauwen. Ook fijngemaakte vezels zijn gunstig voor de darmen. Vezels prikkelen de darmwand zodat deze in beweging wordt gezet, waardoor het voer goed mengt met de darmsappen en enzymen én de voermassa doorstroomt. Daarnaast zijn vezels een goede energiebron. Bacteriën zetten vezels om in vluchtige vetzuren (de energiebron) die door de darmwand worden opgenomen. Onmisbaar dus.
Zetmeel en suikers
Goed kauwen zorgt voor het openbreken van de zetmeelstructuren in graankorrels, zodat deze in de darmen door enzymen verteerd kunnen worden. Minder kauwen leidt tot minder zetmeelvertering in de dunne darm waardoor deze doorstromen naar de dikke darm wat een risico op verteringsstoornissen geeft. Ontsloten granen, zoals gerstevlokken of gepofte maiskorrels, zijn wel goed verteerbaar in de dunne darm.
Voor paarden met insulineresistentie zijn veel zetmeel en suikers geen geschikte energiebron. Zetmeel en suikers leiden beide uiteindelijk tot opname van glucose in het bloed. Een stijgende glucosespiegel is het signaal voor de alvleesklier om insuline af te geven. Insuline is nodig om glucose naar de verschillende weefsels te brengen. Daardoor daalt de glucosespiegel in het bloed weer en stopt de afgifte van insuline. Insulineresistente paarden produceren wel insuline (soms zelfs heel veel), maar dit zorgt niet voor een verlaging van de glucosespiegel. Daarom wordt er nog meer insuline afgegeven. Het paard heeft dan dus tegelijkertijd een hoge glucose- als insuline spiegel. Met name heel veel insuline, dat tenslotte een hormoon is met verschillende functies, kan in de hoef de bloedvoorziening verstoren en zo hoefbevangenheid veroorzaken.
Aan de andere kant zijn zetmeel- en suikers smakelijk en voor gezonde paarden wel een makkelijk bruikbare energiebron. Ook gras en hooi bevatten suikers, dus paarden zijn daar zeker aan gewend. Zolang je de inname maar beperkt houdt, kan het weinig kwaad. Helemaal suikerloos zal een rantsoen nooit worden en dat is ook niet noodzakelijk. Geef paarden met insulineresistentie voer met een laag zetmeel- en suikergehalte en, misschien wel nog belangrijker, geef het in kleine porties verdeeld over de dag, om te hoge suikerpieken te voorkomen.
Vetten
Natuurlijke voedermiddelen voor paarden bevatten relatief weinig vet. Toch is het enzymsysteem van paarden in staat veel vet te verteren. Ook de stofwisseling van de spieren is op verbranding van vetzuren ingesteld. Vet is een niet heel smakelijke component in het voer. Maar omdat het voer normaal weinig bevat (< 3 – 4%) kan met een kleine toevoeging toch eenvoudig extra energie gegeven worden zonder risico op smaak- en verteringsproblemen. Voor paarden die al te dik zijn, is het oppassen met vetrijke voedermiddelen. Vet levert 2 à 3 keer zoveel energie als vezels en andere koolhydraten.
Eiwit en aminozuren voor de senior
Natuurlijk heeft de senior ook voldoende eiwitten nodig. De verteerbaarheid van eiwit uit ruwvoer kan lager zijn dan bij gezonde paarden, vanwege het minder goed kauwen. De meeste aanvullende voeders bevatten voldoende eiwit (90-100 g verteerbaar ruw eiwit per kilo) om dit aan te vullen. Gebruik je ruwvoer met een laag eiwitgehalte (bijvoorbeeld onbemest hooi) dan kan een hoger eiwitgehalte in het seniorvoer nodig zijn (100-130 g verteerbaar ruw eiwit per kilo). Bevat het seniorvoer een soja-ingrediënt (getoaste sojabonen of sojaschroot) dan levert het voer waarschijnlijk voldoende onmisbare aminozuren, belangrijk voor bijvoorbeeld de opbouw van spieren.
Extra mineralen en vitaminen
Last but not least zal de gezondheid van een senior gebaat zijn bij voldoende mineralen en vitaminen. De totale opname wordt bepaald door de hoeveelheid die in het ruwvoer zit en wat er nog bijkomt uit seniorvoer of supplementen. Zekerheid hierover krijg je alleen met een rantsoenberekening. Dit kan een voedingsdeskundige voor je maken. Onvoldoende essentiële voedingsstoffen zoals zink, koper, selenium, vitamine A, D en E benadelen de weerstand. Men vermoedt dat de eigen productie van vitamine C (normaal gesproken niet essentieel voor paarden) bij seniorpaarden te laag kan zijn. Ook vitamine C draagt bij aan een goede weerstand en zou dus in het seniorvoer aangevuld mogen worden. Voor paarden die geen ruwvoer meer eten en alleen een compleet seniorvoer krijgen is het raadzaam vitamine B-complex en vitamine K aan het rantsoen toe te voegen (vaak zit dit al in het seniorvoer). Deze vitaminen worden in de darmflora gemaakt, maar bij oudere paarden die minder vezels binnen krijgen is de vitamineproductie dus ook minder, want vezels vormen immers de basis voor een gezonde darmflora.
Paard van 23 jaar dat vermagert in de winter
In de zomer staat het paard op gras. In de winter krijgt hij onbeperkt grofstengelig ruwvoer en 1 kg basisbrok. Hij staat met drie andere (jongere) paarden in een paddock met schuilstal. Ongeveer 4 keer per week gaat hij mee op een buitenrit. Er is geen sprake van PPID. De mest is wat vezelrijk. Het gebit is afgesleten, maar er zijn geen grote problemen. Er zijn geen andere klachten.
Een jong en gezond paard dat onbeperkt ruwvoer krijgt vermagert niet. Dit paard moet door het afgesleten gebit meer en langer kauwen op het ruwvoer dan de andere paarden en krijgt dus minder ruwvoer binnen. Daarbij bevat de mest te veel vezels wat erop duidt dat het ruwvoer onvolledig verteerd en benut wordt. Samen met het krachtvoer krijgt het paard op papier voldoende energie binnen. Het paard zelf laat zien, door de vermagering, dat dit niet het geval is. Het ruwvoer is grofstengelig, maar zou voor dit paard beter zacht en fijn moeten zijn. Omdat hij in een groep staat met jongere paarden is het de vraag of de kwaliteit aangepast kan worden. De kans is groot dat de jongere paarden dan te dik worden. Misschien kan een constructie gemaakt worden dat het oudere paard, bijvoorbeeld achter een stroomdraadje, een eigen portie aangepast ruwvoer krijgt.
De basisbrok bevat vaak granen als basis. Het zetmeel uit granen moeten zoveel mogelijk in de dunne darm verteerd worden, anders leidt het tot een verteringsstoornis in de dikke darm. Voor een goede verteerbaarheid van dit zetmeel moet het paard goed en lang kauwen. Dat zal met dit afgesleten gebit niet goed gaan.
Beter is een (senior)voer te geven met ontsloten granen. Granen zijn dan met hitte of druk behandeld waardoor het zetmeel makkelijker verteerbaar is. Op de verpakking van de voerzak staat altijd een lijstje met ingrediënten. Je kunt dus controleren of het voer hele granen bevat of ontsloten granen, graanvlokken of gepofte granen. Vrijwel alle seniorvoeders bevatten ofwel geen granen (ook een optie) of ontsloten granen. Tenslotte moet de hoeveelheid worden aangepast en zal een aanvulling met 1 kg basisbrok waarschijnlijk te weinig essentiële voedingsstoffen leveren. Omdat het paard is vermagerd mag de dosering wel omhoog naar 2 of misschien wel 3 kg per dag. Dat levert meestal wel voldoende mineralen en vitaminen. Er moet dan wel in minstens 2 of 3 porties gevoerd worden. De verteerbaarheid van het voer is gebaat bij kleinere porties verdeeld over de dag.
Paard van 20 jaar heeft slecht verteerde mest en regelmatig lichte koliekklachten
De klacht ontstaat vooral bij voerovergangen, maar komt ook voor bij weidegang. Hij staat nu op stal met droge kuil en een supplement met mineralen en vitaminen. De body condition score is nul (goed). Het gebit had verschillende flinke haken en scheve stand van kiezen en is onlangs zo goed mogelijk bijgewerkt.
Door het slechte gebit heeft het paard niet goed kunnen kauwen. Dit heeft geresulteerd in een minder goede vertering in de dunne darm en, samen met de wat te lange ruwvoer vezels, verandering van de darmflora in de blinde- en dikke darm. Bacteriën breken vezels af. Maar als de vezels te groot of te dik zijn zal dit minder goed gaan. Vezels blijven over en komen in de mest terecht. Omdat de dunne darm ook minder efficiënt de makkelijk verteerbare delen van de plant kan verteren doordat ze nog teveel ‘ingepakt’ zijn in de harde celwanden, komen deze delen in grotere hoeveelheid in de dikke darm terecht. De samenstelling van de bacterieflora kan veranderen, met als gevolg wat te veel gasvorming, buikpijn en dus koliek. Mogelijk dat de problemen nog niet zo lang spelen dat het paard (nog) niet is vermagerd of dat de totale hoeveelheid voer zoveel was dat het paard toch nog op gewicht is. Het kuilvoer is niet helemaal als oorzaak uit te sluiten, zeker niet als het pak vrij lang open is bij een wat lage voersnelheid. Dit vergroot het risico op schimmelvorming, wat de darmflora verder kan verslechteren.
Het paard heeft baat bij een goed en makkelijk verteerbaar voer, met extra aandacht voor een verbetering van de darmflora. Extra energie is niet noodzakelijk, maar het kan wel helpen als een deel van het ruwvoer wordt vervangen door een vezelrijk voedermiddel dat beter afbreekbaar is en gunstig is voor de darmflora. Bietenpulp is rijk aan pectine vezels, die snel afbreekbaar zijn en de groei stimuleren van vezel-afbrekende bacteriën. Een combinatie van verschillende vezels kan ook helpen, dus luzernevezels, appelpulpvezels, vezels uit kaf van haver, lijnzaad- of sojahullen of zemelen. In seniorvoeders kunnen deze vezelbronnen gebruikt zijn. Kijk hiervoor op de ingrediëntenlijst.
Pony 29 jaar (1.28 m) heeft een BCS van -2 (flink mager)
Hij staat samen met een andere oude pony in een klein weilandje met weinig gras. De mest ziet er goed uit. Er is een stal aanwezig en ze krijgen onbeperkt hooi (gemiddelde kwaliteit), 500 g bietenpulp geweekt in water samen met 250 g grasbrok.
Het geven van onbeperkt hooi is in principe een goede gedachte. Het is tenslotte de basis van elk paardenrantsoen. Als je de pony ziet eten valt op dat hij zijn mond niet goed sluit en lang staat te kauwen. Er vallen soms hooiproppen uit zijn mond. De totale hoeveelheid hooi die de pony eet is veel minder dan hij op zou kunnen eten als hij goed kan kauwen. Een dierenarts kijkt het gebit na en kan verbeteringen aanbrengen, maar de slijtage is onherstelbaar.
Het afslijten van de kiezen, maar ook minder kauwspieren en soms zelfs artrose in de nekwervels maakt het eten van hooi bij oudere paarden moeilijk. Door het voer wat gegeven wordt te wegen en na 24 uur te wegen wat erover bleef, bleek deze pony 2,5 kg hooi te eten. Samen met de bietenpulp en grasbrok gaf dit slechts 65-70% van de energie die hij nodig heeft. En, ondanks het eiwitrijke grasbrok, ook maar 75% van het benodigde eiwit. Daar komt bij dat het hooi wat gegeten wordt, door het verminderd kauwen, minder voedingsstoffen oplevert dan is berekend. Geen wonder dat de body condition score zo laag is geworden. De aanvulling met bietenpulp en grasbrok heeft er waarschijnlijk wel voor gezorgd dat de darmflora redelijk gezond bleef en de mest er normaal uitzag.
Extra ruwvoer is dus geen optie, behalve misschien heel klein gemaakt ruwvoer. Vanwege de ouderdom en het risico op insulineresistentie is een zetmeel en suikerarm voer nodig (<25-30% Z&S). Vet is een energiebron die goed verteerbaar is. De darmenzymen hebben even tijd nodig om de productie aan te passen als het rantsoen vetrijker wordt, dus je geeft het paard geleidelijk meer vet. Dit kan in de vorm van plantaardige olie. Maar omdat dit rantsoen meer gebreken kent, is het eenvoudiger een seniorvoer te zoeken met een hoog vetgehalte (> 6-7% ruw vet). Waarbij dan tevens eiwit, mineralen en vitaminen worden toegevoegd. De bietenpulp en grasbrok mogen blijven. Het rantsoen moet in minimaal 3, bij voorkeur 4 porties verdeeld worden. De hoeveelheid hooi moet hier beperkt blijven. Een beetje hooi eten mag, maar het risico bestaat dat de langere vezels een verstopping gaan veroorzaken. De kwaliteit zou eigenlijk nog wat beter moeten, zacht en fijn hooi is makkelijker te kauwen en levert meer voedingsstoffen.
Vrij magere 30 jaar oude pony van 1.45 m
De pony heeft zeer afgesleten kiezen en weinig kauwspieren en staat in de zomer in de wei en in de winter in een paddock met stal. De BCS is tussen de -1 en -2. Hij krijgt 3 keer per dag een emmer slobber dat bestaat uit bietenpulp, slobbermeel, seniorvoer, zemelen en luzerne. In de zomer eet hij gras maar in de winter bijna geen ruwvoer.
Het idee om de pony op een soort van compleet voer te zetten is goed. Het ruwvoer in de winter kan voor problemen zorgen in de vertering, zoals koliek en slecht verteerde mest. Het mengen van verschillende producten kan een goed rantsoen opleveren, maar zonder berekening weet je eigenlijk niet of het wel klopt met wat hij nodig heeft. De BCS laat zien dat de energie opname onvoldoende is. Een senior pony vermagert en raakt spieren kwijt, maar als de BCS richting -2 gaat, komt de pony wel heel veel te kort en verkleint de overlevingskans. Hele sterke vermagering is een reden voor euthanasie.
Bij oudere paarden is voorkomen beter dan genezen. Zijn de spieren eenmaal verdwenen dan is het erg moeilijk dit weer te herstellen. Vooral ook omdat extra beweging voor spierontwikkeling er niet meer in zit. Zodra het gras op is moet daarom direct overgegaan worden op een goed samengesteld compleet rantsoen. Dat betekent geen ruwvoer meer en minimaal 4-6 keer per dag voer geven. Er zijn seniorvoeders die als compleet voer gebruikt kunnen worden. Deze hebben een verhoogd vezelgehalte (minimaal 15% ruwe celstof) en bevatten verschillende vezelrijke ingrediënten. De aanvulling met overige voedingsstoffen zorgen ervoor dat de pony ook voldoende mineralen en vitaminen krijgt. Belangrijk voor een goede gezondheid, het functioneren van de stofwisseling en de weerstand. Laat het rantsoen door dierenarts, voedingsconsulent paard of voedingsdeskundige nakijken.