De oorzaken van spierproblemen kunnen zeer divers zijn. Ook het rantsoen valt daaronder. Een uitgebreide rantsoencheck is noodzakelijk om dit goed te kunnen beoordelen. Niet alleen de soort en het aandeel aan energiebronnen spelen een rol, maar ook het eiwit, mineralen en vitaminen in het rantsoen. Bij bepaalde aandoeningen die leiden tot spierbevangenheid (PSSM, RER) kan een aangepast rantsoen helpen erger te voorkomen.
In dit artikel lees je meer over voeding voor paarden met spierproblemen.
Spiervezels in spierbundels
Spierbundels zijn opgebouwd uit spiervezels. Spiervezels bestaan uit eiwitten (actine en myosine) die samentrekken en zo de spiervezels verkorten. Op deze manier trekt de spier via de pees aan de botten voor buiging en strekking van de gewrichten. Het zenuwstelsel zet via prikkels de spieren in beweging. De prikkelgeleiding van de zenuw naar de spier, maar ook de contractie van de spier gaat gepaard met gebruik van mineralen, zoals calcium, magnesium, natrium en kalium. In de spiervezels verbranden ‘energiefabrieken’ brandstof. De soort brandstof en het verbrandingsproces kan verschillend zijn per type spiervezel.
Spiervezeltypen en training
Het paard heeft verschillende typen spiervezels. Deze spiervezeltypen zitten door elkaar heen in spierbundels. Maar zowel door genetische aanleg als training kan de verhouding per paard anders zijn en veranderen gedurende de tijd. Het verschil zit in de soort energie die de spiervezels gebruiken en de wijze waarop brandstof in energie wordt omgezet en daarmee de mate van inspanning die zij leveren.
Verbranden de energiefabrieken glucose (‘suiker’) dan kan de spiervezel snel energie krijgen en snel samentrekken. Het voordeel van de glucose verbranding is dat de (snel vrijkomende) energie makkelijker in kracht omgezet kan worden. Verbranding van glucose kan zowel met als zonder zuurstof plaatsvinden. Zonder zuurstof blijft er melkzuur als restproduct over.
Bij de verbranding van vet komt energie langzamer beschikbaar, maar wel gedurende een langere periode. Het is geschikt voor minder krachtig type werk. Vetzuren kunnen alleen in aanwezigheid van zuurstof verbrand worden.
Een derde energiebron voor de spieren zijn direct bruikbare energiepakketjes die klaarliggen in de spiercellen. Dit levert supersnel energie, maar de voorraad is beperkt. Hiermee kan een paard snel wegspringen of een sprintje trekken.
De energie en het verbranden van de energie in de spiercel is mogelijk bij voldoende aanvoer van energiebronnen en van zuurstof via het bloed. Dit vraagt bij topsport om een grote long-hart capaciteit, goede voeding en gepaste training. Aanleg en training zorgen voor een sterk paard met een groot uithoudingsvermogen.
Training helpt spiervezels zich aan te passen aan het werk wat gevraagd wordt. Kortom, je moet trainen voor wat je nodig hebt in de uiteindelijke prestatie. Realiseer je dat het paard, in zijn algemeenheid, een bewegingsdier is. Uitgerust met hart-, long- en spiercapaciteit om langdurig te lopen. De meeste prestaties die wij van onze paarden vragen zijn voor de capaciteit die ze van nature mee krijgen niet hoog. Soms is het moeilijk in te schatten of het werk wel of niet zwaar is voor het paard. Tegenwoordig is dit met hartslagmeting en melkzuur bepaling tijdens en direct na een inspanning wel goed in beeld te brengen. Een trainingsprogramma kan nuttig zijn om je doel te bereiken met je paard. (meer informatie over trainingsanalyse vindt je bijvoorbeeld op: www.moxiesport.nl).
Voeding voor spieren
De spieren hebben een voorraad energie en onttrekken energie uit de reserves in lever- of vetweefsel. Als energie verbruikt is, moet dit aangevuld worden. De training en het rantsoen kunnen de energievoorraad in de spier (glycogeen) en het soort energieverbruik beïnvloeden. In de stofwisseling, en meer bij een intensivering van de stofwisseling, verbruiken alle processen naast energie ook aminozuren, mineralen en vitaminen. Voor sportpaarden moet het rantsoen aangepast zijn aan het verbruik. Tekorten kunnen leiden tot minder prestatievermogen of trager herstel.
Energie
De spieren hebben een flinke voorraad glycogeen, oftewel glucose. Zij gebruiken dit tijdens de prestatie in meer of mindere mate. De meeste inspanningen die paarden verrichten zijn zodanig dat de voorraad glycogeen maar weinig wordt aangesproken. Vetzuren zijn namelijk een gunstige energiebron die de spieren gebruiken als de krachtinspanning niet zo hoog is. Zeer langdurige inspanning, zoals endurance of een zeer intensieve kortere inspanning, galoprace of cross bij eventingsport, zal uiteindelijk wel leiden tot verlies van de glycogeen voorraden. De tijd om deze verliezen aan te vullen duurt bij paarden langer dan bij mensen en is niet te beïnvloeden door meer krachtvoer te geven.
Het rantsoen levert energie in verschillende vormen: zetmeel & suikers, vetten en vezels. In de dunne darm zijn er enzymen die zorgen voor de vertering van zetmeel & suikers wat leidt tot opname van glucose in het bloed. Ook voor de vetvertering beschikt het paard over enzymen en gal uit de lever om de vetzuren op te nemen in de dunne darm. Voor de vezels zijn geen enzymen in de dunne darm beschikbaar, maar zorgt de uitgebreide darmflora in de dikke darm voor de omzetting in absorbeerbare energieproducten. Bacteriën breken de vezelstructuren af en produceren daarbij vluchtige vetzuren. Verschillen in type vezel en afbraaksnelheid leidt tot een variatie aan vluchtige vetzuren. De grootste hoeveelheid is azijnzuur, gevolgd door propionzuur en het kleinste aandeel is boterzuur. Azijnzuur kan direct door spiervezels als brandstof gebruikt worden, maar ook in de lever in langere vetzuurketens worden omgezet en als vet opgeslagen in het vetweefsel. Propionzuur kan of als vetzuur worden opgeslagen of door de lever in glucose worden omgezet. Het boterzuur fungeert als energiebron voor de darmwandcellen en wordt praktisch niet in het bloed opgenomen.
Eiwit
De eiwitbehoefte is niet heel erg hoog, maar voor sportpaarden mag het rantsoen niet te eiwitarm zijn. Geef je ruim eiwit voor wat het paard nodig heeft, dan krijgt het paard meestal ook wel alle noodzakelijke aminozuren. Is de eiwitopname krap, dan moet de eiwitbron wel goed zijn, bijvoorbeeld soja (lees krachtvoer label). Deze zaken zijn niet makkelijk te controleren. Een ruwvoeranalyse is een begin en een controle door een voedingsdeskundige het vervolg. Een te groot overschot aan eiwit kan de prestatie nadelig beïnvloeden en tot verzuring leiden.
Mineralen en vitaminen
Tijdens inspanning stijgt het niveau van de stofwisseling en gaat het paard zweten, kortom, de behoefte aan mineralen en vitaminen gaat omhoog. Tekorten kunnen leiden tot prestatie vermindering, minder herstel en zelfs tot spierbevangenheid.
Het zweet van paarden is rijk aan met name natrium, chloor en kalium. En in veel mindere mate aan magnesium, calcium en fosfor. De zweetproductie is moeilijk te voorspellen en te meten. Dat maakt het lastig de juiste aanvulling in het rantsoen te geven. Tekort aan natriumchloride heeft nadelig effect op het herstel. Voor wat betreft magnesium is het verlies met zweet laag. Een tekort aan magnesium is niet gerelateerd aan spierbevangenheid. Omdat magnesium een rol speelt in de prikkeloverdracht van zenuw naar spier, krijgt het wel veel aandacht bij nerveuze paarden. Bewijs is er niet of extra toedienen van magnesium boven de noodzakelijke behoefte rustgevend is.
Vitamine E staat bovenaan als het gaat om de relatie tussen spieren en voeding. Als anti-oxidant is vitamine E een belangrijke factor om spiercel schade te voorkomen. En het is ook zo dat vitamine E niet altijd automatisch in elk rantsoen op orde is. Aandacht voor vitamine E bij sportpaarden is terecht.
Een andere anti-oxidant is vitamine C. Nu is dat geen essentiële voedingsstof voor paarden omdat zij het zelf aan kunnen maken, maar de eigen productie kan mogelijk tekortschieten als de behoefte hoger is, bijvoorbeeld bij stress en zware inspanning. Daarbij kan vitamine C het werk van vitamine E ondersteunen, is het oplosbaar in water waardoor het makkelijk in voeding te verwerken is en geef je niet snel teveel. Toevoeging aan het rantsoen kan dus weinig kwaad. Wel is het beter niet zomaar te stoppen, omdat een paard minder vitamine C aanmaakt als het rantsoen al voldoende verschaft en de eigen productie even tijd nodig heeft om weer op gang te komen.
Het beste voermoment
Het fermentatieproces in de dikke darm draait continu en genereert uit ruwvoer dus continu energiebronnen voor de spieren. Het paard eet gedurende de dag ruwvoer en een paar keer een portie krachtvoer. Krachtvoer verblijft enige tijd in de maag, wordt daarna binnen enkele uren in de dunne darm verteerd en geeft dan een stijging van energiebronnen in het bloed. Paarden verbruiken continu energie, maar voor een meer inspannende prestatie hebben ze tijdelijk meer energie nodig. Voer je deze energie nu vlak voor de inspanning of juist niet?
Als krachtvoer in de maag zit op het moment dat het paard een zware inspanning moet doen is dat niet gunstig. De maag-darmwerking vertraagd tijdens inspanning en dat kan nadelig zijn voor de maaglediging. Blijft het krachtvoer te lang in de maag dan kan dit gasvorming geven of aanleiding zijn voor maagzweren. Na ca 2 uur is het krachtvoer uit de maag en worden de energiebronnen in de dunne darm verteerd en opgenomen. Opname van suikers in het bloed geeft een prikkel om insuline vrij te geven. Deze insuline is nodig om glucose van het bloed naar de spieren te krijgen. Als dat gebeurt en de hoeveelheid suiker in het bloed hierdoor vermindert, daalt ook weer de insuline afgifte zodat de suikerspiegel in het bloed niet te ver daalt. Heeft het paard een hele korte heftige inspanning dan zou ca 2 uur voeren vóór de prestatie, snelle energie opleveren aan de spiervezels. Is de inspanningstijd langer dan ongeveer 20 minuten, of is het piekmoment toch veel later (door vertraging van het wedstrijdprogramma) dan werkt het juist nadelig. Want wanneer de insulinespiegel daalt, kampt de spier met een tijdelijk energiegebrek, omdat het vrijkomen van vetzuren uit vetweefsel (de volgende energiebron) hierbij ook geremd wordt.
Ruwvoer gaat vrij snel door de maag en de dunne darm naar de dikke darm toe. Daar levert het een aanvulling van voedsel voor de darmflora die al bezig is met het produceren van vluchtige vetzuren die als energiebron voor het paard dienen. Feitelijk verandert er in de opname van vluchtige vetzuren in de bloedbaan niet veel, hooguit misschien de verhouding, afhankelijk van de vezel variatie van het ruwvoer. Je krijgt dus geen verstoring van de energievoorziening naar de spieren. Een (over)volle dikke darm kan hooguit wat belemmerend werken voor een intensieve inspanning, zoals race of springwedstrijd op hoog niveau. Het geven van ruwvoer kan prettig zijn voor het paard omdat het kauwen afleiding geeft en rustgevend kan zijn.
Geef paarden voor de prestatie geen krachtvoer (minimaal 3 uur) maar wel (beperkt) ruwvoer. Na de prestatie levert krachtvoer een aanvulling van de verdwenen energievoorraden, aminozuren voor de spieren en mineralen voor het herstel.
Verminderde bespiering
Training kan als doel hebben de bespiering te verbeteren. Heeft dat succes, dan zie je het uiterlijk van je paard veranderen. Als de toename in bespiering tegenvalt of bepaalde spiergroepen blijven achter, vraag je dan eerst af of de trainingsoefeningen wel toereikend zijn, goed uitgevoerd worden en of het paard geen belemmering heeft om ze goed uit te kunnen voeren (fysiek of als gevolg van een slecht passend zadel bijvoorbeeld). Daarnaast kan het rantsoen te weinig energie en te weinig eiwitten leveren of eiwitten die onvoldoende essentiële aminozuren bevatten. Zowel controle van het paard, de training en de uitrusting als van het rantsoen horen thuis in de analyse van deze klacht.
Kennis over de ruwvoergehalten is vaak de onbekende factor in het rantsoen. Tegenwoordig is de variatie in het eiwitgehalte in ruwvoer erg groot. De oorsprong van het ruwvoer, de maaisnede en de behandeling van het grasland zijn bepalend voor de voederwaarde. Hooi of kuilvoer van gebieden waar weinig bemest wordt, kan erg arm zijn aan eiwit. Dit kan een oorzaak zijn dat de bespiering niet verbetert, ondanks het aanvullende krachtvoer.
Tip!
Analyseer je ruwvoer en weet wat je voert. Lees er alles over in onderstaand artikel:
Spierstijfheid
Komt het paard wat stram uit zijn box, of loopt hij in de training niet echt lekker los, bedenk dan of de voorgaande training niet te zwaar is geweest. Blijft dit bij herhaling terugkomen, pas de trainingen dan aan. Sommige (jonge) paarden hebben nu eenmaal meer tijd nodig om oefeningen te leren en vaardigheid daarin op te bouwen. Het paard kan ook door zijn karakter eerder last hebben van spierstijfheid. Drukke, nerveuze paarden ontspannen moeilijk. Ook op stal kan dit zorgen voor spierspanning. Een tekort aan zout, soms in combinatie met te weinig drinken, heeft een nadelig effect op het herstelproces en stijfheid tot gevolg. Krijgt het paard een rantsoen met veel eiwit, dan kan dat leiden tot verzuring en dus ook reden zijn van spierstijfheid. Het ruwvoer kan dus ook té eiwitrijk zijn voor het paard. Neemt het paard veel meer eiwit op dan nodig is, dan geeft dit extra werk voor de lever en de nieren. Eiwitten worden namelijk niet in een reservebank opgeslagen.
Overtollige aminozuren worden in de lever omgezet in ammoniak, naar de nieren gebracht en omgezet in ureum en met urine uitgeplast. Een paard dat veel eiwit eet, zal meer water drinken en meer plassen (natte stal!). Onverteerd eiwit geeft verandering in de darmflora en de fermentatie in de dikke darm, met stinkende en soms slappere mest tot gevolg. Fijn en zacht ruwvoer is vaak eiwitrijker dan meer stengeliger hooi of kuilvoer. Gras en luzerne zijn ook eiwitrijk. Of het teveel is hangt af van de hoeveelheid die het paard per dag eet en de behoefte, welke weer afhankelijk is van hoe zwaar het werk is en het gewicht van het paard.
Spierbevangenheid
Spierbevangenheid is een graadje erger dan spierstijfheid, alhoewel het wel in meerdere gradaties kan voorkomen. Bij spierbevangenheid breekt het paard spierweefsel af, wat leidt tot pijnlijke spieren, veranderingen in het bloed en urine en soms tot veel zweetverlies. In minder ernstige vorm kan het lijken op stijfheid en soms zelfs verward worden met kreupelheid of hoefbevangenheid. De reden om spierweefsel af te breken is een acuut energietekort op het moment dat de spier juist energie nodig heeft voor een inspanning. Bloedonderzoek maakt duidelijk dat de spierenzymen die uit de kapotte spiercellen vrijkomen veel te hoog zijn en daarmee kan spierbevangenheid vastgesteld worden. De oorzaak is dan nog niet helder.
Natuurlijk mag een trainingsadvies niet ontbreken bij paarden met spierbevangenheid. Het is belangrijk om een geleidelijke trainingsopbouw te maken met een goede warming-up en cooling-down fase.
Paarden met problemen in de bespiering of met echte spierbevangenheid komen geregeld voor. De oorzaak en daarmee de manier om middels het rantsoen de situatie te verbeteren en erger te voorkomen is nogal divers. Het is daarom belangrijk om niet alleen het paard, maar ook de training en het rantsoen te beoordelen. Doe dit samen met je dierenarts. “Ad random” adviezen van iedereen opvolgen zonder dat je weet wat er aan de hand is, maakt de situatie meestal niet beter. Investeer liever in goed onderzoek en een gedegen plan van aanpak dan in het zomaar uitproberen van weer een ander voer of extra supplementje.