Een van de vervelendste problemen die je paard kan krijgen is koliek (buikpijn). Vooral de onzekerheid over de oorzaak, de ernst en de duur maken je ongerust. Gelukkig is koliek in de meeste gevallen eenmalig en, met een middel tegen darmkrampen dat de dierenarts kan inspuiten, vaak makkelijk te verhelpen. Helaas is het in sommige gevallen minder eenvoudig en is langere behandeling of zelfs een operatie noodzakelijk. En dan zijn er paarden die met enige regelmaat terugkerende koliek krijgen. Dit kan zes keer per jaar zijn, maar ook wel elke maand of zelfs nog vaker. Dat kan je als eigenaar behoorlijk radeloos maken.
Ten eerste is het niet fijn voor je paard om elke keer buikpijn te hebben, ten tweede weet je niet meer wat te doen om het te voorkomen. Ander voer, meer voer, minder voer, wel gaan rijden, of juist niet, weidegang of stal; allemaal vragen die bij je opkomen. En dan krijg je vaak ook nog goedbedoelde, maar niet altijd van toepassing zijnde adviezen van stalgenoten of paardenvrienden. Het kan je behoorlijk in de war brengen.
Juist bij dit probleem kan de oorzaak zo verschillend zijn, dat je echt zelf, samen met je dierenarts, op zoek moet naar de oplossing.
De overgang van weide naar stal (najaar) of van stal naar weide (voorjaar) is vaak oorzaak van terugkerende koliek (en dus seizoensgebonden).
Voedermiddelen, het totale voerschema, maar ook het paard zelf kunnen de oorzaak zijn en dus ook de weg naar de oplossing. Structuur aanbrengen en goed in kaart brengen wat er gebeurt in het management en de voeding van je paard is de eerste stap.
Juist bij dit probleem kan de oorzaak zo verschillend zijn, dat je echt zelf, samen met je dierenarts, op zoek moet naar de oplossing.
LEESTIPS | Paardenvoeding
Dit betreft een meer verdiepend artikel, waarbij voorkennis van andere artikelen handig kan zijn. Lees bijvoorbeeld eerst (een van) de volgende artikelen met daarin de basis voor het voeren van paarden:
– Voeding paard | Voerwijzer voor paarden, voer en vertering
– Keuzestress! Welk voer geef ik mijn paard?
– Weidegang voor je paard: lust of last
– Body condition score (BCS) | Weet jij of je paard wel of niet te dik is?
Begin bij het begin: oorzaak zoeken
Bij het oplossen van een puzzel hoort systematiek. Omdat vele oorzaken mogelijk zijn ga je een checklijst af zodat je niets over het hoofd ziet. Wees kritisch en eerlijk bij het beoordelen van bijvoorbeeld de ruwvoer kwaliteit en hoeveelheid. Probeer alles zo nauwkeurig mogelijk te registreren. Zo weet niet iedereen hoeveel kilogram hooi zijn/haar paard krijgt. En zul je het dus een keer moeten wegen.
Voeding als oorzaak van terugkerende (recidiverende) koliek
Voedermiddelen, het totale voerschema, maar ook het paard zelf kunnen de oorzaak zijn en dus ook de weg naar de oplossing. Structuur aanbrengen en goed in kaart brengen wat er gebeurt in het management en de voeding van je paard is de eerste stap.
Bederf in hooi en kuilvoer
Paarden krijgen koliek als ze beschimmeld voer eten. Is de voersnelheid van kuil net te laag, dan kan het zijn dat het paard telkens als het pak bijna op is beschimmeld voer krijgt en daardoor telkens ook koliek.
Het gebruik van kuilvoer vraagt meer aandacht van de verzorger/voerder. Dit komt omdat het kuilvoer houdbaar blijft zolang het luchtvrij is verpakt. Maar eenmaal open verandert de situatie en kunnen schimmels gaan groeien.
Het pak kuilvoer moet daarom binnen 1 à 2 weken op zijn.
Heb je weinig paarden en geef je ze kuilvoer, probeer dan niet al te grote pakken te kopen en controleer elke dag de kwaliteit. Dit doe je vooral door te ruiken. Gezond kuilvoer heeft een frisse geur, soms licht zurig, soms licht zoetig. Maar wordt de geur muf of ruik je niets meer, dan kan dit het begin van schimmelgroei betekenen. Op zich nog niet direct een groot risico, maar de schimmels groeien door. Als de geur nog minder aangenaam wordt kun je het voer beter niet meer gebruiken, zeker niet als je de schimmels ook als witte of zwarte plekken kunt zien. Soms kun je andere delen van de kuil dan nog wel gebruiken. Natuurlijk kan hooi ook beschimmeld raken en voor diarree of koliek zorgen.
Overgang naar een andere ruwvoerpartij
Koop je ruwvoer in kleine partijen dan krijgt het paard regelmatig een verandering van voer. Het kan zijn dat het nieuwe ruwvoer meer of minder vezels bevat, maar ook meer of minder suikers of eiwit. De spijsvertering van je paard heeft tijd nodig om zich aan te passen. Ook blijkt dat de kauwkracht zich aanpast aan een ander soort ruwvoer. Deze aanpassingen kunnen een aantal dagen duren. Tot 5 dagen na een plotselinge ruwvoer verandering zijn verteringsklachten mogelijk, zoals koliek. Beter is gedurende deze 5 dagen de beide ruwvoersoorten samen te voeren en de verhouding geleidelijk te veranderen.
Overgang van stalrantsoen naar de wei
Een meer extreme overgang is die van een stalrantsoen naar de wei. De verandering van hooi of kuilvoer naar vers gras is groot. Daar komt bij dat paarden gras zo lekker vinden, dat ze, zeker in het begin, snel en veel gaan eten.
Verkeerde kwaliteit/soort ruwvoer
Ruwvoer dat in het spijsverteringskanaal te traag wordt afgebroken, zoals graszaadhooi (ook wel gedorst hooi) of stro, geeft verstoppingskoliek. Stro wordt meestal niet als ruwvoer gevoerd, maar paarden eten dit uit de stal wanneer het rantsoen te weinig ruwvoer bevat.Graszaadhooi is een ruwvoersoort dat arm is aan voedingsstoffen en in verschillende kwaliteiten voorkomt. Omdat het bestaat uit heel lang doorgegroeide grashalmen kan de fermentatiesnelheid (de vertering) zo traag zijn dat het een verstopping geeft.
Gebruik graszaadhooi nooit op zichzelf als ruwvoer, maar altijd gecombineerd met een ander, sneller afbreekbaar product.
De andere kant van de medaille is fijn en zacht kuilvoer (of hooi, maar dat geeft minder snel problemen) dat juist te snel fermenteert. Kuilvoer gemaakt van jong gras heeft maar weinig harde vezels, is vaak redelijk vochtig en vrij zuur. Gasvorming in de dikke darm door een te snelle fermentatiesnelheid kan koliek veroorzaken. Dit type kuilvoer is minder geschikt voor paarden.
Te weinig ruwvoer
Krijgt het paard een beperkte hoeveelheid ruwvoer dan moet dit wel voldoen aan de minimale kauwbehoefte, om de darmpassage te stimuleren en een gezonde darmflora te garanderen. Niet elk paard heeft dezelfde hoeveelheid nodig, omdat de grootte en het gewicht van de paarden verschilt. Vaak krijgt een hele stal ongeveer dezelfde porties ruwvoer, terwijl de grootte van de paarden varieert van bijvoorbeeld een Fjord tot een grote KWPN-er. In gewicht kunnen deze paarden wel 200 kg schelen, en er is dus ook een enorm verschil in inhoud van de darmen. Met name de KWPN-ers van meer dan 1.70-1.80 m hebben echt meer ruwvoer nodig dan hun kleinere soortgenoten. Vandaar dat de minimale hoeveelheid ruwvoer berekend wordt op het lichaamsgewicht van het paard.
De ondergrens van 1 kg droge stof ruwvoer per 100 kg lichaamsgewicht is een hoeveelheid die wordt gebruikt in rantsoenvoorschriften voor paarden die moeten vermageren, of die door gebitsproblemen niet meer kunnen eten. Voor gezonde paarden mag het nog wel wat meer zijn. Met vers hooi kom je dan uit op ongeveer 1,5 kg hooi per 100 kg lichaamsgewicht per dag.
Redenen om minder ruwvoer te geven kunnen de kosten zijn, maar ook de werkbelasting (na ruwvoer voeren wil men de stal weer schoonvegen) of dat het paard te dik wordt. Paarden die niet veel werken, hebben niet heel veel energie nodig en in combinatie met te voedzaam ruwvoer kan het dan inderdaad zijn dat ze te dik worden. De kwaliteit van het ruwvoer in Nederland is over het algemeen redelijk goed, dat wil zeggen dat de energie en eiwitgehalten gemiddeld zijn. Beter is om een grovere, hardere kwaliteit ruwvoer te zoeken én als een paard te dik wordt eerst de hoeveelheid krachtvoer te verlagen. Let op dat bij het verlagen van de hoeveelheid krachtvoer, het paard niet alleen minder energie krijgt, maar ook minder mineralen en vitaminen.
Altijd een constante kwaliteit ruwvoer op voorraad hebben is niet eenvoudig. Je ontkomt er niet aan dat het paard regelmatig ander ruwvoer krijgt. Door oud en nieuw voer gedurende een dag of 5 te mengen voorkom je verteringsklachten door een te plotselinge overgang.
Teveel krachtvoer
Krachtvoer bestaat uit grondstoffen die voor een groot deel in de dunne darm verteerd moeten worden. Als die vertering niet helemaal goed gaat en het voedsel doorstroomt naar de blinde en dikke darm kan dit een verstoring van de darmflora geven, en daarmee koliek. De hoeveelheidkrachtvoer moet altijd minder zijn dan het ruwvoer.
Dat klinkt vrij logisch, maar soms gebeurt het dat paarden wat mager worden en ze wel meer krachtvoer krijgen maar niet meer ruwvoer. Als ze het ruwvoer dan ook nog niet lekker vinden, kan de balans doorslaan naar een té krachtvoerrijk rantsoen. De hoeveelheid krachtvoer kan er zelfs voor zorgen dat het paard minder trek heeft in ruwvoer.
Bij een paard met regelmatige koliek moet je alert zijn op de hoeveelheid ruwvoer die het paard werkelijk eet. Soms krijgt een paard veel ruwvoer, maar eet hij er niet veel van. En als het paard ruwvoer laat liggen, is een veelvoorkomende reactie dat hij de volgende dag minder ruwvoer krijgt, zonder dat men weet hoeveel hij gegeten heeft. Meten is weten. Weeg hoeveel het paard krijgt en hoeveel er na 24 uur nog over is. Pas dan kun je echt zeggen of de hoeveelheid voldoende is. Eet hij te weinig, dan is het zaak uit te zoeken waardoor dat komt.
Heeft je paard veel krachtvoer nodig om in conditie te blijven of te presteren, geef dit dan alleen als hij ook veel ruwvoer eet én verdeel het krachtvoer in meerdere porties. Kleinere hoeveelheden voer die door de dunne darm passeren verteren beter dan één grote portie.
Huisvesting en management als oorzaak van terugkerende koliek
Beweging stimuleert de activiteit van de darmen. Vandaar dat paarden die in stallen gehuisvest staan vaak mesten tijdens het rijden. Weinig darmbewegingen kunnen een verstopping geven of oorzaak zijn van onvoldoende gasafvoer uit de darmen en gaskoliek geven. Beweging, weidegang of paddock zijn noodzakelijk voor een gezond paard.
Verandering in voerschema
Niet elk paard is er gevoelig voor, maar er zijn paarden die je beter op vaste tijden kan voeren. Dit gaat natuurlijk niet op voor paarden die continu ruwvoer krijgen. Dat blijft altijd het dilemma; wat wil je en wat kan voor het paard. Geeft onbeperkt ruwvoer verstrekken overgewicht, dan moet de hoeveelheid beperkt worden en moet je voertijden kiezen. Of je eerst ruwvoer of eerst krachtvoer geeft is voor paarden die veel ruwvoer krijgen en dus niet lang zonder staan, geen issue. Staat een paard de hele nacht zonder ruwvoer, dan is het beter om met ruwvoer de dag te beginnen. Het kauwen zorgt voor speeksel, de vezels stimuleren de darmbewegingen en zo komt alles voor een goede vertering op gang. Waardoor het krachtvoer dat je daarna geeft beter verteert.
Een hele nacht zonder ruwvoer, zeker als deze ‘nacht’ al om 18.00-19.00 uur begint, is sowieso niet gezond. Te lang zonder eten kan maagzweren geven, maar ook leiden tot stress en koliek. Niet langer dan 6 uur zonder voer is de regel. Dat mag wel wat langer zijn (8 uur) als het paard in een strobox staat. Een slowfeeder kan helpen om de eettijd te verlengen en de tijd zonder eten te verkorten.
Voor krachtvoer is er geen slowfeeder. Eten paarden krachtvoer te snel, dan is dit ook weer een mogelijke koliekoorzaak. Paarden hebben eerder de neiging om te schrokken als ze brokken krijgen dan bij muesli of granen. Eet het paard granenmix of haver te snel (en kauwt het dus te weinig) dan zie je dit in de mest terug als een teveel aan hele graankorrels.
TIP
Je kunt de eettijd verlengen en vooral het kauwen verbeteren door wat vezels door het krachtvoer te mengen. Met luzernestengels bijvoorbeeld.
Zand in ruwvoer/zandopname
Zandkoliek komt veel voor. Ook dit kan met enige regelmaat terugkomen. Preventie en dus voorkomen dat paarden zand binnenkrijgen is de belangrijkste maatregel. Plus het geven van veel ruwvoer. Voer paarden daarom niet van een zandbodem. Staan paarden in een paddock of hele schrale (kale) weide, voer het ruwvoer dan uit een palletbak. Het liefst nog met een rooster (voerrek) eroverheen. Niet alleen als eetvertrager handig, maar ze trekken het voer niet uit de bak om het vervolgens alsnog uit het zand op te eten. Een ander voordeel van dit voersysteem is dat er minder voernijd is. Het eten vergt hun tijd en concentratie met als gevolg minder strijd. Veel ruwvoer stimuleert de darmperistaltiek en neemt ongeveer 70% van al het opgenomen zand weer mee naar buiten.
Gebitsproblemen
Niet goed kunnen kauwen zorgt ervoor dat de stengels langer blijven en het voer niet fijn vermalen wordt. Dat kan een verstopping veroorzaken, maar ook een fermentatiestoornis. Het paard kan daardoor vermageren terwijl het wel goed eet. Dit is een veel voorkomende oorzaak van koliekproblemen bij oudere paarden.
Luchtzuigen/kribbebijten
De oorzaak van deze stalondeugden kan te maken hebben met een verkeerd voerregime of verkeerde houderij. Lees meer over stalondeugden
Weinig ruwvoer en te lang alleen op stal staan leidt tot verveling en kan kribbebijten in de hand werken. Door het luchtzuigen verandert er iets in de darmbewegingen waardoor de passage van het voer door de darm niet goed verloopt. Soms hebben paarden die luchtzuigen last van een maagzweer. Het rantsoen moet dan aangepast worden zodat het wel goed de darmen passeert, geen fermentatiestoornis veroorzaakt en de maag beschermt tegen maagzweren. Stalondeugden zijn eenvoudig verkregen, maar helaas niet eenvoudig verholpen.
Dunne darmwand ontsteking (IBD)
Een heel specifieke, maar regelmatig voorkomende, aandoening is een ontsteking van de dunne darmwand (inflammatory bowel disease, IBD). Paarden met deze aandoening vertonen vaak vermagering, minder bespiering en soms terugkerende koliek. Uitgebreid onderzoek van de dierenarts is nodig om dit aan te tonen. Er zijn verschillende varianten mogelijk en helaas is de prognose niet altijd goed. Met een aangepast rantsoen kan wel veel gedaan worden om de conditie te verbeteren en koliek te voorkomen.
Verstoring darmflora
De darmflora wordt opgebouwd in de eerste weken en maanden van het leven. Bacteriën en andere micro-organismen leven samen met het paard. Zij breken onverteerbare vezels af om zelf te kunnen groeien en vermeerderen. De vrijkomende vluchtige vetzuren zijn een energiebron voor het paard. Bacteriën zijn gevoelig voor antibiotica. Na een langdurige antibioticakuur kan de darmflora beschadigd zijn en is de kans op een fermentatiestoornis en dus koliek groter. Sommige paarden zijn zeer gevoelig voor voerveranderingen en reageren met gasophoping en koliek. De darmflora bevat mogelijk onvoldoende ‘goede’ bacteriën. Als ‘verkeerde’ bacteriën de kans krijgen om te vermeerderen krijgen ze snel de overhand en ontstaat er een fermentatiestoornis. Mogelijk ligt de opbouw van de darmflora in de eerste maanden van het leven hieraan ten grondslag. De darmflora is niet meer permanent te veranderen. Het paard zal continu ondersteuning en een heel stabiel voerregime nodig hebben om problemen te voorkomen.
Beschadiging darmwand
Een uitgebreide wormbesmetting kan de darmwand beschadigen, zelfs tot aan zenuwen toe die in de darmwand liggen en de darmbewegingen aansturen. Dit kan leiden tot een te trage doorstroming van het voer, met een verstoppingskoliek tot gevolg. Herstel is afhankelijk van de mate van beschadigingen. Ook zand kan schade aanrichten. Zand kan zowel een fermentatiestoornis veroorzaken (wat leidt tot slecht verteerde mest, diarree en gasophoping) als een verstopping door het zand zelf.
Tot slot
Heb je een paard met terugkerende koliek, ga dan met je dierenarts alles na om een goede diagnose te kunnen stellen:
- Gebruik een checklijstje;
- Weeg de voedermiddelen;
- Vraag op stal na wanneer er precies gevoerd wordt en;
- Hoe het gaat met nieuwe ruwvoerpartijen (voerovergang!).
- Kijk tijdens het voeren naar het gedrag van je paard. Is hij erg gestrest, eet hij het krachtvoer veel te snel op?
- Kijk ook naar de tijd van het jaar en weidegang. De overgang van weide naar stal (najaar) of van stal naar weide (voorjaar) is ook vaak oorzaak van koliek (en dus seizoensgebonden).
Als je de omstandigheden gecontroleerd en geoptimaliseerd hebt en de koliek blijft terugkomen, dan is uitgebreid onderzoek van je paard nodig door je dierenarts. Met aangepaste voeding zijn veel klachten van terugkerende koliek onder controle te krijgen.