De voerkeuze voor je paard of pony kan leiden tot grote verwarring en keuzestress. Het aanbod is enorm. Als je de voerfabrikanten mag geloven, zijn de voeders specifiek voor jouw paard gemaakt. Toch maakt dat de keuze niet makkelijker. De informatie op het voerlabel kan helpen. Samen met informatie van de voerfabrikant zelf, via hun website of direct contact, kan je vinden wat past bij je paard. Het vergt behoorlijk wat kennis van grondstoffen om de juiste informatie uit het etiket/voerlabel te kunnen halen.
Hoe weet je of het voer en de samenstelling ervan geschikt is voor jouw paard? Met dit artikel helpen we je graag bij het lezen en beoordelen van het voerlabel. Begrijp wat er op het label staat, door naar de lijst met ingrediënten te kijken en de gehalten op waarde te schatten. Uiteindelijk gaat het om de match met jouw paard. Wat heeft je paard nodig en voldoet het voer hieraan.
Het voerlabel voldoet aan wettelijk gestelde eisen
Volgens deze eisen moet duidelijk zijn voor welke diergroep het voer bedoeld is. Verder staat de samenstelling erop, de toevoegingsmiddelen en de analytische bestanddelen (gewaarborgde gehalten). Op het etiket moet staan wat de minimale houdbaarheid is, wie de fabrikant is en over welk batch nummer het gaat.
De fabrikant is verder vrij om extra informatie over het voer te delen, zolang het maar geen claims betreffen die niet mogen of niet te verantwoorden zijn. Een claim is een stellige uitspraak over het effect van het voer. Hier mogen geen valse verwachtingen gemaakt worden. Hier zijn strenge regels voor om misbruik te voorkomen, maar er zijn ook uitzonderingen en uitwijk mogelijkheden. Diervoeders mogen niet de indruk wekken ziekten te genezen of te behandelen. In dat geval valt het product onder de medicijnenwetgeving. Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is nodig om genezende effecten aan te tonen. De kwalificatie „dieetvoer” t.o.v. regulier „aanvullend” voer, is uitsluitend bestemd voor diervoeders met een bijzonder voedingsdoel, zoals wettelijk is vastgelegd, en indien het voldoet aan alle daarvoor gestelde eisen. Als je twijfelt aan wat het voer voor je paard kan betekenen, raadpleeg de voerfabrikant en een onafhankelijk voedingsdeskundige.
1. Paardenvoer
Het doeldier en het type voer moet op het etiket staan. Dus ‘aanvullend voer voor paarden’. Het gaat bij paarden vrijwel uitsluitend om “aanvullend” voer en niet om “compleet” voer. Voor het paard is ruwvoer de noodzakelijke basis. En het overige voer geldt dus als aanvullening daarop. Ook supplementen vallen hieronder.
2. Samenstelling (ingrediënten)
Op elk etiket staat een lijst met ingrediënten of grondstoffen. De gebruikte ingrediënten staan vermeld op volgorde van gebruik. De eerstgenoemde grondstof heeft het grootste aandeel in het voer en de laatstgenoemde het kleinste aandeel. Op die manier kan je een indruk krijgen van het karakter van het voer. Begint de lijst met drie of vier graansoorten (gerst, haver of tarwe), dan zal het aandeel zetmeel en suiker redelijk hoog zijn. Maar begint het lijstje met een aantal vezelrijke grondstoffen (sojahullen, haverdoppen, luzerne) dan bevat het veel vezels en waarschijnlijk minder zetmeel en suikers. Uiteraard komt dit ook naar voren bij de analytische bestanddelen van het voer.
De ingrediënten kunnen bestaan uit hele producten, zoals haver of gerst, of delen daarvan. In de voedermiddelen industrie ontstaan deelproducten, welke waardevolle grondstoffen voor diervoeders zijn. Denk aan tarwezemelen of tarwegries, haverkaf of lijnzaaddoppen, lijnzaadschilfers of appelpulp. Voor humaan gebruik wordt bijvoorbeeld het zetmeel uit de tarwekorrel gehaald. Dat is tarwebloem. De rest van de tarwekorrel bevat waardevolle voedingsstoffen. Paarden kunnen deze “restproducten” goed verteren en er voedingsstoffen (energie, eiwit, mineralen of vitaminen) uithalen. Sommige grondstoffen worden vooraf bewerkt. Dat kan de verteerbaarheid verbeteren, zoals bij gerstvlokken of gepofte mais. Verhitting zorgt ervoor dat structuren veranderen en beter bereikbaar worden voor de verteringsenzymen. Het kan nodig zijn om bepaalde schadelijke eigenschappen te vernietigen met een bepaalde bereiding, zoals het toasten (verhitten) van sojabonen. Sojabonen bevatten zogenaamde anti-nutritionele factoren. Dit zijn stoffen die schadelijk zijn voor het verteringsstelsel. Door sojabonen te verhitten (‘toasten’) worden deze stoffen geheel onschadelijk gemaakt.
Elke grondstof heeft bepaalde voederwaarden en eigenschappen. Het is de kunst van de voerfabrikant een zodanige samenstelling te maken, dat deze geschikt is voor het doel dat hij voor ogen heeft. Dat doel kan bijvoorbeeld voer zijn voor een sportpaard, een recreatiepaard of voor een fokmerrie.
Het vergt heel wat kennis over grondstoffen om uit de ‘samenstelling’ op het etiket informatie te halen, en te beslissen of het geschikt is voor jouw paard. Niet elk paard stelt dezelfde eisen aan het voer. Neem bijvoorbeeld het voorbehandelen van granen voor een betere verteerbaarheid, zoals extruderen, vlokken of poffen. Paarden die goed kunnen kauwen hebben daar niet per se veel baat bij. Dit is anders voor paarden met een slecht gebit, een probleem in de vertering of gevolg van verkeerd eetgedrag (voernijd). In dat geval heeft een voer met voorbehandelde granen wel de voorkeur. Gelukkig is er in veel gevallen wat informatie over de specifieke voordelen van een samenstelling op de website van de fabrikant te vinden.
3. Gehalten (Weende analyse)
Door alle voedermiddelen op precies dezelfde manier te analyseren, kunnen de gehalten van voeders, zoals eiwit, ruwe celstof en vetten, toch met elkaar vergeleken worden. Hiervoor wordt de “Weende analyse” gebruikt. Op elk voeretiket staan de volgende resultaten van de Weende analyse: ruw eiwit, ruw vet, ruwe celstof, ruwe as. Het woord ‘ruw’ is een term die gebruikt wordt om aan te geven dat het om een schatting van de werkelijkheid gaat. De laboratoriumanalyse methoden bepalen zo goed mogelijk het aandeel van deze voedingswaarden, maar er zit altijd wat “ruis” op.
Met de “Weende analyse” methode zijn voedermiddelen goed met elkaar te vergelijken. Stel dat elke voerfabrikant een eigen analysemethode had, dan waren de uitkomsten net als appels en peren. Want dan kan een uitslag van bijvoorbeeld ‘10’ voor het ene systeem heel hoog zijn en voor het andere systeem laag.
Het is wettelijk verplicht de resultaten van de Weende analyse op het etiket te vermelden.
Dit wil echter niet zeggen dat alle voeders bij elke productie steeds geanalyseerd worden. Men hanteert namelijk de gehalten die van de grondstoffen bekend zijn als basis om de uiteindelijke gehalten voor het voer te berekenen. Natuurlijk zijn er wel wat verschillen tussen partijen grondstoffen, maar deze zijn over het algemeen niet zodanig dat dit het resultaat van het eindproduct heel sterk verandert.
Het gehalte van zetmeel en suikers ontbreekt in de Weende analyse methode. Het aandeel zetmeel en suikers kan wel door middel van een andere test bepaald worden, maar hoeft wettelijk gezien dus niet op het label te staan. Evenmin als de energiewaarde (EWpa) en de hoeveelheid verteerbaar ruw eiwit (VREp). Gelukkig wordt deze gegevens door sommige fabrikanten wel op de verpakking vermeld en staat het tegenwoordig bij veel voerfabrikanten op hun website.
Voedermiddelen bestaan grofweg uit vezels, eiwit, vet, mineralen en koolhydraten. Oftewel plantencellen met celwanden (vezels) en inhoud (eiwit, koolhydraten, vet en mineralen). Het aandeel “overige koolhydraten”, waaronder zetmeel en suikers, kan met de Weende analyse uitkomsten, berekend worden. Niet alle vezels komen in de fractie ruwe celstof terecht. De uitkomst van de berekening “overige koolhydraten” is dus meer dan de werkelijke zetmeel- en suikerwaarden.
Het aandeel overige koolhydraten bereken je als volgt:
1000 – water* – ruw eiwit – ruw vet – ruwe celstof – ruwe as = overige koolhydraten
1000 – 120 – 90 – 40 – 110 – 70 = 570 g overige koolhydraten
*watergehalte in krachtvoer is standaard ongeveer 110-120 g per kilogram.
Let op: de overige koolhydraten is niet exact gelijk aan het aandeel zetmeel en suikers.
4. Mineralen
Calcium, fosfor en natrium zijn verplicht om te vermelden op het etiket. Andere mineralen zoals magnesium mogen wel, maar staan er niet altijd op. Het wil dus niet zeggen dat bij gebrek aan vermelding, het voer geen andere mineralen bevat.
Of het paard voldoende van de genoemde mineralen binnen krijgt, is niet louter met deze informatie te beoordelen. Daar is meer informatie voor nodig. Hoeveel van dit voer krijgt het paard en hoeveel ruwvoer eet het paard? Ook het ruwvoer bevat allerlei mineralen en vitaminen.
Voor de meeste rantsoenen geldt, dat met een ruime hoeveelheid ruwvoer, het paard niet snel een tekort krijgt aan calcium en fosfor. Krachtvoer bevat gemiddeld 10 gram calcium en 3-4 gram fosfor per kilogram. Een opname van meer calcium en fosfor dan het paard werkelijk nodig heeft is geen probleem voor de gezondheid van het paard. Mits de verhouding tussen deze twee mineralen in het totale rantsoen maar in orde is. Dat wil zeggen: iets meer calcium dan fosfor, ongeveer 2:1 tot 3:1.
Voorbeeld: Haver of een granenmix, zonder aanvulling met mineralen, bevat weinig calcium. In een rantsoen met veel ruwvoer zal een halve kilogram haver niet veel verschil maken. Maar krijgt het paard 2 kilogram haver of granenmix, dan zal een aanvulling met extra calcium zeker nodig zijn.
Het aandeel natrium in het rantsoen is praktisch altijd te laag, ook in combinatie met krachtvoer. Het natriumgehalte[AS1] in krachtvoer ligt meestal tussen 2 en 6 gram. Maar zelfs bij de hoge gehalten hebben paarden baat bij een extra zoutblok, zeker als ze in het werk staan en dus zout verliezen met zweet.
5. Toevoegingsmiddelen
Toevoegingsmiddelen, ook wel diervoeder additieven genoemd, die opzettelijk aan diervoeders worden toegevoegd, hebben als doel om bijvoorbeeld de kwaliteit van het diervoeder of de diergezondheid te verbeteren. Denk vooral aan spoorelementen en vitaminen, maar ook los toegevoegde aminozuren, een conserveermiddel of een smaakstof. Europese wetgeving geeft aan wat wel en wat niet mag om de gezondheid van mens, dier en milieu te beschermen. Voor elk toevoegingsmiddel moet een vergunning zijn verleend.
Op het etiket staat de naam van de verbinding of de stof, samen met het Europese registratienummer (E-nummer). Bijvoorbeeld koper (koper (II) sulfaatpentahydraat) (E4) 20 mg. Het voer bevat 20 mg toegevoegd koper. De werkelijke hoeveelheid kan een fractie hoger liggen, afhankelijk van het koperaandeel in de gebruikte grondstoffen. Maar dit is voor de meeste spoorelementen vrij laag. Met deze gegevens kan een voeradviseur een rantsoenberekening maken.
Omdat ruwvoer vaak weinig koper, zink en selenium bevat, én de waarden aan vitamine A (of eigenlijk caroteen), vitamine D en vitamine E tijdens de bewaartijd dalen, zijn dit wel min of meer noodzakelijke toevoegmiddelen in aanvullend (kracht)voer voor paarden. Ook hier geld weer dat de gehalten die op het etiket staan niet altijd voldoende informatie geven of het voer de behoefte van het paard dekt. Dit is weer afhankelijk van het totaalplaatje: de waarden in het ruwvoer en de hoeveelheid krachtvoer die het paard krijgt.
6. Houdbaarheid
Zoals op al onze (humane) voedingsmiddelen, staat ook op voedermiddelen voor paarden een houdbaarheidsdatum. De bewaartijd kan verschillen door het gebruik van ingrediënten. Vetrijke producten kunnen ranzig worden. Sommige bewerkte graanproducten of restproducten van granen zijn gevoelig voor schimmel, zeker bij een wat hoger vochtgehalte.
Beschermingsmiddelen om de houdbaarheid beter te waarborgen zijn toegestaan, mits daar dus een vergunning voor is. Ze staan op het voerlabel vermeld bij de toevoegingsmiddelen. Dit kunnen antioxidanten zijn die onverzadigde vetzuren beschermen, of middelen tegen schimmelgroei.
Qua bewaartijd kan ook gekeken worden naar de werkzaamheid van bepaalde stoffen, met name naar vitamine E. Vitamine E is een zogenaamd “actief” product, dat gedurende de tijd zijn activiteit en dus werkzaamheid kan verliezen. De houdbaarheid van “natuurlijk” vitamine E is korter dan van synthetisch vitamine E. In de meeste voeders wordt dus voor het laatste gekozen.
Om de houdbaarheid te garanderen moet krachtvoer koel en droog bewaard worden. Onder stal omstandigheden is dat niet altijd eenvoudig. Maak er een gewoonte van de voerzakken netjes op te ruimen op een zo droog en koel mogelijke plek en zorg voor goede bestrijding van ongedierte. De beste opslag voor het voer zijn goed afsluitbare stevige tonnen of bakken.
7. Voeradvies
Een fabrikant zet een voeradvies op de verpakking of verwijst hiervoor naar de website. Het voeradvies is een leidraad. Kijk goed naar je paard of de hoeveelheid past bij zijn conditie.
8. Nummer fabrikant
Elke fabrikant heeft een eigen nummer en staat geregistreerd bij de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit). De NVWA controleert voerfabrikanten op productiewijze, maar ook op etikettering. Is de fabrikant GMP+ gekwalificeerd, dan voldoet het aan strenge eisen omtrent aankoop en controle van grondstoffen, het productieproces en controle van het eindresultaat. Heeft een fabrikant geen GMP+ keurmerk dan kan het aan dezelfde eisen voldoen, maar dit is voor de buitenwereld niet zichtbaar (en niet controleerbaar).
9. Batchnummer
Een voerfabrikant heeft een bepaalde capaciteit voor het maken van een hoeveelheid voer per keer. Soms is dat 300 kg per keer, maar in de grotere fabrieken is dat minimaal 2000 kg per keer. Elke voerproductie krijgt een eigen batchnummer. Ook al zijn het recept en de procedure altijd hetzelfde, toch kunnen er per productie verschillen ontstaan of fouten gemaakt worden. Van elke productie bewaard de fabrikant een monster. Bij klachten over het voer, kan dit voermonster gecontroleerd worden op fouten en onrechtmatigheden. Heb je een klacht of vraag over het voer, dan is het handig dit batchnummer te noteren en aan de fabrikant door te geven.
Voerkeuze maken op basis van de Weende analyse (én zetmeel&suiker)
De gehalten aan vet, eiwit en ruwe celstof zijn enigszins op waarde te schatten als je weet wat de gemiddelde waarden zijn in paardenvoer. De hoeveelheid vet, eiwit, zetmeel en suikers en vezels geven een indruk van wat het paard aan energiesoort en eiwithoeveelheid binnenkrijgt met dit voer. Om een voer te kunnen kiezen op basis van deze gehalten, moet je dus eerst vaststellen wat het paard nodig heeft.
- Ruwe celstof zijn de vezels in het voer. Paarden zetten ruwe celstof om in energie in de blinde- en dikke darm. Het ingrediënt waarvan de vezels afkomstig zijn, kan een verschil maken in snelheid van omzetting en effect op de darmflora. Zo zijn vezels van haverkaf of haverdoppen minder snel afbreekbaar dan vezels van appel- of bietenpulp. Welke typen vezels nodig zijn en hoeveel daarvan het gewenste effect heeft, verschilt per paard en is meer specialistenwerk.
- Ruw eiwit is het aandeel eiwit berekend op basis van het stikstofgehalte in het voer. Stikstof is namelijk de basis van aminozuren, en aminozuren vormen samen het eiwit. Eiwit is bijvoorbeeld nodig voor de aanmaak van spierweefsel, maar ook voor de productie van melk.
- Ruw vet is het aandeel vetten en een energiebron voor het paard. Het paard breekt vetten in de dunne darm af. Vetten leveren per gewichtseenheid twee tot drie keer zoveel energie dan vezels of zetmeel en suikers.
- Ruwe as zijn de overblijfselen na verbranding van het voer in een hele hete oven. De as die overblijft zijn de mineralen. Het zegt niets over welke mineralen dit zijn, maar een product met veel toegevoegde mineralen, zoals een supplement, zal een hoger asgehalte hebben dan een product met een laag aandeel toegevoegde mineralen.
In de tabellen staan de gemiddelde gehalten in paardenvoer en de variatie en indicatie per onderdeel.
Stappenplan: aan de slag met het lezen en gebruiken van de informatie op een voerlabel
- Bepaal de voerbehoefte van jouw paard (artikel krachtvoer keuze). Schakel een onafhankelijke voedingsadviseur in wanneer nodig.
- Bepaal of het type voer in overeenstemming is met de behoefte van jouw paard, zoals bijvoorbeeld sportpaard, drachtig of een senior.
- Kijk of de gehalten in het voer voor zetmeel en suikers, ruw eiwit, ruw vet en ruwe celstof laag, gemiddeld of hoog zijn. Sluit dit aan bij de behoefte van jouw paard?
- Welke ingrediënten zijn onbewerkt en welke zijn voorbehandeld voor betere vertering? Sluit dit aan bij wat jouw paard nodig heeft?
- Zijn mineralen en vitaminen toegevoegd aan het voer? Een ruwvoeranalyse kan helpen om de mineralengehalte in je ruwvoer duidelijk te krijgen. En samen gebruikt een voeradviseur dit voor een op-maat voeradvies (Tip!).
- Is het voer GMP+ gekwalificeerd? Dan kan je vertrouwen op de productiekwaliteit van het voer.
- Welke aanvullende informatie kun je vinden op de website van de fabrikant? Welke vragen wil je stellen aan de fabrikant om te bepalen of dit voer geschikt is voor jouw paard?
Tip
Laat een op-maat voeradvies maken door een voedingsdeskundige, zodat je zeker bent van de juiste voerkeuze en rantsoensamenstelling voor je paard.