De Gids voor Goede Praktijken (GvGP) geeft aan wat er nodig is om het welzijn en de gezondheid van de paarden te borgen. Deze eerste versie is geschreven in opdracht van Staatsecretaris Bleker van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I). In een brief op 20 mei 2011 heeft Staatssecretaris Bleker aan de voorzitter van de Tweede Kamer bericht, dat hij de Sectorraad Paarden verzocht heeft voor 1 september 2011 een nadere uitwerking van de twaalf richtlijnen (basisregels) en de implementatie te presenteren, ondersteund met een door de sector uit te voeren voorlichtingsplan.
Een paard is een paard
Met deze veelzeggende zin wordt tot uitdrukking gebracht dat alle specifieke kenmerken van het paard de basis vormen van de 12 richtlijnen en de uitwerking daarvan.
Om eenduidig het begrip welzijn te interpreteren is de definitie voor welzijn gedefinieerd als:
Welzijn is een mentale toestand van welbevinden, die ontstaat als het dier in voldoende mate in zijn natuurlijke behoefte kan voorzien en waarbij het dier vrij is van pijn en andere ongemakken.
Deze definitie van welzijn is grotendeels gebaseerd op de vijf vrijheden die zijn opgesteld in het rapport van de Commissie Brambell (1965). Als er aan een of meer van deze vrijheden (chronisch) niet wordt voldaan kan het welzijn van een dier in het geding zijn.
De vijf vrijheden zijn als volgt geformuleerd:
- Paarden moeten vrij zijn van honger, onjuiste voeding en dorst;
- Paarden moeten vrij zijn van fysieke en thermale ongemakken;
- Paarden moeten vrij zijn van pijn, letsel en ziekte;
- Paarden moeten vrij zijn van angst en chronische stress;
- Paarden moeten vrij zijn hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te uiten.
Download hier de Gids voor Goede Praktijken als PDF