Veel paardeneigenaren zijn tegenwoordig op de hoogte van de belangrijke rol van het paardengebit in het spijsverteringsproces, het algehele welzijn en een plezierige samenwerking tijdens het rijden. Er bestaat nog wel eens wat onduidelijkheid over hoe het gebit ontwikkelt over de jaren en de rol van deze ontwikkeling in het ontstaan van gebitsproblemen. In dit artikel zullen enkele van deze problemen die van speciaal belang zijn voor het Arabisch Volbloedpaard worden uitgelicht.
Ontwikkeling van het gebit
De aanleg van het gebit van je paard begint al vroeg in de embryonale ontwikkeling. Rond de zesde week na de bevruchting heeft het embryo al een goed te herkennen mondholte en is het weefsel dat later de boven- en onderkaak gaat vormen al aangelegd. Hoewel je het nog niet als zodanig zou herkennen begint in deze periode ook de aanleg van het gebit. Cellen die afkomstig zijn uit de voorloperweefsels van de huid en het zenuwstelsel (het zogenaamde ectoderm) vormen in samenwerking met cellen uit de voorloperweefsels van bind- en spierweefsel (mesoderm) de uiteindelijke tanden en kiezen. Na een ingewikkeld ontwikkelingsproces maken de ectodermcellen het glazuur en de tandzenuwen en vormen de mesodermcellen de overige harde bestanddelen van de tand en de bloedvoorziening. Aan het einde van de embryonale ontwikkeling zijn alle onderdelen van het toekomstige gebit, hoewel nog niet allemaal volgroeid, aanwezig in de schedel.
Na de geboorte zullen al snel de eerste melktandjes en -kiezen doorkomen (eruptie) en na verloop van tijd wordt het gebit steeds completer. Voor wat betreft de voortanden zijn alle elementen rond de negende levensmaand doorgebroken. Bij de kiezen duurt dat wat langer en is er pas op 3,5 tot 4-jarige leeftijd sprake van een volledige kiezenrij. Dit proces hangt nauw samen met de lengtegroei van de kaakbotten; er moet immers voldoende ruimte zijn om een kies op een gezonde wijze in de kaak te laten groeien. De uiteindelijke vorm van de kiezenrij laat zich goed beschrijven door de zogenaamde curve van Spee: een denkbeeldige lijn over het midden van het kauwvlak van de boven- en onderkaak (afb. 1).
Zowel de voortanden als de eerste drie kiezen worden op een gegeven moment gewisseld. De restanten van melkelementen die uiteindelijk worden gewisseld worden ook wel ‘doppen’ of ‘deciduous caps’ genoemd. Aan de buitenzijde van het hoofd zie je het wisselproces vaak terug in de ontwikkeling van zogenaamde ‘eruption bumps’; deze zijn het best zichtbaar aan de onderkaak, maar worden ook regelmatig aan de bovenkaak gezien (afb. 2).
Er spelen meerdere processen tegelijk om een element te laten wisselen. Ten eerste veroorzaakt de lengtegroei van de blijvende tand of kies een opwaartse druk op het bovenliggende melkelement. Door deze druk wordt het melkelement richting de mondholte gedrukt, dit zorgt voor verhoogde slijtage aan het kauwoppervlak. Ten tweede wordt het melkelement aan de wortelzijde opgelost door een chemisch proces dat zich op het grensvlak met het blijvende element afspeelt.
De laatste inzichten in dit proces wijzen uit dat de stoffen die vrij komen bij het oplossen van het melkgebit gebruikt worden bij de groei van de blijvende tanden en kiezen. Hoe langer de blijvende elementen de kans krijgen om zich op deze manier te voeden, hoe beter de kwaliteit en levensduur hiervan kan zijn. Op langere termijn kleeft er dus een mogelijk risico aan het (te) vroeg verwijderen van doppen.
De invloed van de schedelvorm
De schedelvorm en -grootte hebben een grote invloed op het gebit van een paard. De tanden en kiezen moeten voldoende ruimte hebben in de onder- en bovenkaak om correct door te komen en vervolgens een duurzaam functionerend gebit te vormen. Het is bekend vanuit de fokkerij met honden, katten en kleine paardenrassen (o.a. Falabella, American Miniature Horses en Shetland pony) dat de vorm van de schedel zich door teeltselectie relatief voorspelbaar laat sturen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vorm en expressie van het hoofd vaak een belangrijk onderdeel vormen van de rasstandaard. Door zorgvuldige selectie kunnen gewenste eigenschappen van de schedel goed worden verankerd in een ras. De vorming van de schedel en de aanleg van het gebit zijn echter niet volledig aan elkaar gekoppeld. Het aantal en de uiteindelijke grootte van de gebitselementen laat zich in mindere mate sturen door de selectie op exterieureigenschappen van de schedel dan de vorm van de schedel zelf. Het gebit laat zich kort gezegd minder goed modelleren en moet het uiteindelijk doen met de ruimte en kromming die het door de schedel- en kaakbeenderen wordt geboden.
Het hoofd van het Arabische Volbloedpaard vertoont de meest karakteristieke raskenmerken. Het hoofd is kort en wigvormig. Het voorhoofd kan enigszins bol zijn tussen de ogen; dit wordt duidelijk wanneer men het paard in profiel bekijkt: men ziet dan het voorhoofd in een bolle gebogen lijn lopen tot op een derde van het neusbeen en doorlopen in een holle lijn. De onderkaakbeenderen zijn opvallend groot en rond. De neusgaten liggen iets hoger; de neusvleugels eindigen niet naast maar op de rug van de neus. In actie of bij opwinding staan de neusgaten wijd open en krijgt het hoofd, ook door de grote ogen, een bijzonder fraaie expressie. De ogen zijn groot en vol uitdrukking; ze bevinden zich eerder laag in het hoofd en staan ver uit elkaar (breed voorhoofd).
De gewenste vorm van het hoofd van een Arabisch Volbloed heeft als gevolg dat er sprake is van relatief korte kaakbeenderen die een uitgesproken kromming vertonen. De kiezen plaatsen zich in de geboden ruimte en staan daardoor wat schuiner ten opzichte van elkaar ingeplant dan bij paarden met minder edele hoofden. De Curve van Spee valt daardoor vaak wat sabelvormig uit. Veel Arabische Volbloedpaarden hebben een prima functionerend gebit, maar de schedelvorm levert in sommige gevallen specifieke gebitsproblemen die nauwkeurige tandheelkundige begeleiding vereisen.
Curve van Spee en haken
De soms uitgesproken sabelvorm van de Curve van Spee levert een verhoogd risico op het ontwikkelen van haken op de voorste kiezen van de bovenkaak en achterste kiezen van de onderkaak. Het is voorafgaand aan de gebitsbehandeling van een Arabisch Volbloedpaard belangrijk om duidelijk onderscheid te maken tussen de aanwezigheid van een daadwerkelijke haak en de bij het paard horende Curve van Spee die door zijn uitgesproken vorm soms alleen maar de indruk wekt dat er een haak aanwezig is. Alleen met gedegen kennis van de gebitsanatomie en goed onderzoek van de mond met een mondspiegel en goede verlichting, al dan niet aangevuld met röntgendiagnostiek, kan dit onderscheid gemaakt worden. Onoordeelkundige behandeling kan er voor zorgen dat de kiezen te ver worden ingekort, met alle gevolgen van dien.
Retentie en overcrowding
Met name de tweede en derde kies van de onderkaak staan er om bekend dat ze door de beperkte ruimte en schuine onderlinge inplanting wel eens problemen ondervinden rondom hun wisselperiode (3 tot 4 jarige leeftijd). De doppen, die normaliter onder invloed van de maalbeweging losraken uit de kiezenrij, kunnen klem blijven zitten tussen de voor- en achterliggende kies (retentie). Er is sprake van overcrowding als er onvoldoende ruimte tussen de voor- en achterliggende kies is om de volwassen kies door te laten komen (afb.3 en 4). Overcrowding kan dus voorkomen bij zowel wisselende melkkiezen als bij meer naar achter gelegen kiezen die geen voorloper (maar wel twee aangrenzende kiezen) hebben.
Naast directe pijnproblemen tijdens het kauwen zal de blijvende kies bij retentie en overcrowding grote moeite ondervinden om naar het kauwoppervlak door te groeien. De lengtegroei van de onderliggende blijvende kies wordt echter niet geremd en de ‘eruption bump’ zal dan ook groter worden dan normaal en een forse zwelling van de kaak geven. In sommige gevallen raakt de zwelling ontstoken en kan de blijvende kies zodanig aangetast raken dat trekken van de kies de enige oplossing is.
Ook kan de kieswortel vergroeien met het kaakbeen (ankylose) en is de lengtegroei gedurende de rest van het leven verstoord. In veel gevallen zoekt de kies een weg langs de beklemming en komt meer aan de tong- of wangzijde van de kiezenrij terecht (displacement). Als de kiezen op die manier niet meer netjes op een rij liggen, zal de maalfunctie van het gebit worden bemoeilijkt. Er kan dan voer ophopen en gaan rotten in de ruimte tussen aangrenzende kiezen (diastasen, afb. 5), wat bekend staat als een zeer pijnlijke aandoening. Begeleiding van het eruptie- en wisselproces is bij Arabische Volbloedpaarden van groot belang om deze problemen tijdig te signaleren. Het (zeer) vroegtijdig verwijderen van doppen om retentie te voorkomen, dient te worden vermeden omdat dit de kwaliteit van de blijvende kies kan verminderen en de kans op overcrowding vergroot. Als er twijfel bestaat over het bestaan van retentie of overcrowding kan een nauwkeurige gebitsinspectie met behulp van een mondspiegel of speciale camera in combinatie met röntgendiagnostiek duidelijkheid bieden (afb.6).
Verder lezen?
- Easly, J., Dixon, P.M., Schumacher, J. (2011). Equine Dentistry (3rd edition). United Kingdom: Elsevier Limited.
- Allen, T. (2008). Manual of Equine dentistry. United States of America: Muleicorn Press.
- Larssen, W.J. (2002) Human Embryology (3rd edition). Londen: Churchill Livingstone.
- Focus on Dentistry (2011) Proceedings USA
Vind een paardentandarts
Gebitsprobleem of -controle?
Vind via de Paardenarts.nl Finder een paardenkliniek of -arts die tandheelkunde/gebitsverzorging aanbiedt: