In het najaar kunnen afvallende bladeren en zaden van de bomen in de weide terechtkomen en door daar grazende paarden worden opgegeten. Zaden die niet worden opgegeten of verwijderd kunnen in het voorjaar in de weide ontkiemen. Ook deze zaailingen (kiemen, kiemplantjes) kunnen in de maag van een grazend paard belanden. Daarmee ontstaat het risico op atypische myopathie (AM), een levensbedreigende spierziekte bij paarden. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de zaailingen, bladeren en zaden van de esdoorn, een boomsoort die veel in Nederland voorkomt.
Bij atypische myopathie, ook wel weidemyopathie genoemd, wordt in zeer korte tijd de stofwisseling in de skeletspieren zodanig aangetast dat het paard moeilijk tot niet meer beweegt. Het ziektebeeld kan vergeleken worden met de symptomen van tying-up (rhabdomyolyse, in de volksmond ook bekend als maandagziekte).
Atypische myopathie, ook wel weidemyopathie, wordt tegenwoordig steeds sneller als zodanig herkend en behandeld, maar is daarmee niet minder dodelijk geworden; 70% van de paarden bij wie deze ziekte geconstateerd wordt overlijdt.
Onderzoek naar atypische myopathie | relatie met esdoornbladeren en -zaden
In 1984 werd er voor het eerst melding gemaakt van atypische myopathie. In de daaropvolgende jaren zijn er nog enkele gevallen geregistreerd, maar sinds 2000 komt de ziekte steeds vaker voor. Omdat atypische myopathie dus redelijk recent ontdekt is, is er betrekkelijk weinig over bekend en moet er nog veel worden onderzocht. Er bestaat daarom ook nog geen effectieve behandeling.
De zoektocht naar de oorzaak van AM begon met een Nederlands onderzoek dat uitwees dat de overeenkomst tussen de onderzochte paarden met atypische myopathie het eten van esdoornbladeren met de endofyt (symbiotische schimmel) Rhytisma Acerinum was. Er bestond echter geen duidelijke verklaring voor het ontstaan van AM door deze schimmel.
Recenter Amerikaans onderzoek toonde vervolgens aan dat de zaden en zaailingen van bepaalde esdoornsoorten hypoglycine A bevatten, de stof die naar alle waarschijnlijkheid atypische myopathie veroorzaakt. Na opname wordt hypoglycine A gemetaboliseerd tot een giftige stof (MCPA) en veroorzaakt een verkregen vorm van MADD (Multiple AcylcoA Dehydrogenase Deficiency). Door deze verstoring zijn de spiercellen niet meer in staat om normaal te functioneren.
Esdoorns behoren tot de Acer familie en er bestaan wel meer dan 100 soorten. Uit Amerikaans onderzoek (2013) kwam reeds naar voren dat de zaden van de Vederesdoorn (Acer negundo) de gifstof hypoglycine A bevatten.
Meest recente onderzoek
De Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en onderzoeksinstituut RIKILT uit Wageningen onderzochten in 2014 en 2015 monsters van de drie meest voorkomende esdoornsoorten in Nederland, die door paardeneigenaren naar hen waren opgestuurd. Zij onderzochten de Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus L.), de Noorse esdoorn (Acer platanoides L.) en de Veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre L.).
De resultaten van dit onderzoek naar de oorzaken van deze dodelijke spierziekte werden in maart 2016 gepubliceerd. Het volledige artikel vind je hier.
Uit dit onderzoek bleek dat hypoglycine A, de stof die atypische myopathie bij paarden veroorzaakt, vooralsnog alléén is aangetroffen in de zaden, zaailingen en bladeren van de Gewone esdoorn en niet in die van de Veldesdoorn (ook wel Spaanse aak) en Noorse esdoorn.
Hoewel er een bewezen verband bestaat tussen hypoglycine A en atypische myopathie spelen naar alle waarschijnlijkheid meerdere factoren een rol, aangezien niet in alle weilanden waar gewone esdoorns in de buurt staan de paarden ook daadwerkelijk ziek werden. Bovendien kon er geen direct verband worden gelegd tussen een eventuele hoge dosis hypoglycine A in de plantendelen (deze wisselt sterk van boom tot boom en zelfs per deel van dezelfde boom) en het ontstaan van AM.
Hoewel nu dus is vastgesteld dat deze dodelijke spierziekte veroorzaakt wordt door de hypoglycine A uit plantendelen van de Gewone esdoorn en Vederesdoorn (en de andere esdoornsoorten in dat opzicht vooralsnog geen gevaar vormen voor je paard) zijn er nog altijd andere onbekende factoren die meespelen bij het ontstaan van atypische myopathie. Hopelijk volgt hierover snel meer duidelijkheid, zodat AM in de toekomst effectiever bestreden kan worden.
Lees hier meer over dit onderzoek op de website van de Faculteit Diergeneeskunde.
Welke esdoorn is giftig?
Uit Amerikaans onderzoek (2013) kwam reeds naar voren dat de zaden van de Vederesdoorn (Acer negundo) de gifstof hypoglycine A bevatten. Er komen ook verschillende soorten esdoorns voor in Nederland, waarvan de Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus L.), de Noorse esdoorn (Acer platanoides L.) en Veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre L.) het meest voorkomen. Van deze 3 soorten is hypoglycine A vooralsnog alleen aangetroffen in de zaailingen (kiemen, kiemplantjes), bladeren en zaden van de Gewone esdoorn en niet in die van de Noorse esdoorn en Veldesdoorn of Spaanse aak. Dit is in maart 2016 opnieuw bevestigd na gezamenlijk onderzoek door Universiteit Utrecht en RIKILT.
Daarnaast verschilt de hoeveelheid hypoglycine A sterk van boom tot boom en kunnen zelfs de zaden van dezelfde boom in wisselende mate giftig zijn. Aangezien paarden in weilanden met Gewone esdoorns eromheen niet per definitie ziek worden en waar dit wel gebeurt ook de concentratie hypoglycine A niet per se heel hoog is, spelen mogelijk nog andere factoren een rol bij het ontstaan van atypische myopathie.
Najaar
De ziekte wordt voornamelijk gezien bij jonge, grazende paarden in het najaar, bij de omslag naar koud, nat en winderig weer. Er vallen dan veel bladeren en zaden af die in de weide terecht kunnen komen.
Voorjaar
Minder vaak treedt de ziekte op in het vroege voorjaar. Mogelijk worden deze gevallen veroorzaakt door zaailingen (kiemen, kiemplantjes) van de esdoorn, die ook een relatief hoge dosis hypoglycine A kunnen bevatten.
De gevallen van AM worden niet landelijk geregistreerd, maar naar schatting krijgen in Nederland tussen de tien en zestig paarden per jaar deze ziekte.
Atypische myopathie is niet besmettelijk, maar het komt regelmatig voor dat meerdere dieren van een groep door de spierziekte bevangen worden, omdat ze dezelfde leefomgeving hebben. Niet in alle bekende gevallen van atypische myopathie zijn esdoorns langs de rand van het weiland gevonden. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat de zaadjes van de esdoorn veel weg hebben van kleine helikoptertjes en daardoor in een groot gebied rondom de esdoorn terecht kunnen komen.
Symptomen van atypische myopathie (AM)
Atypische myopathie komt de laatste jaren steeds vaker voor. De ziekte kent een acuut begin en de symptomen verergeren snel. AM kan binnen 24 uur fatale gevolgen hebben door de spierafbraak bij een tot op dat moment kerngezond paard.
De volgende symptomen kunnen wijzen op atypische myopathie:
- Spierzwakte of spierstijfheid
- Spiertrillingen
- Zweten
- Onderkoeling
- Het paard gaat vaak liggen/kan niet meer opstaan
- Het paard beweegt moeilijk, stijf of helemaal niet meer
- Versnelde en/of moeilijke ademhaling en verhoogde hartslag
- Door spierafbraak is de urine vaak koffiekleurig en heeft het paard een volle blaas
Behandeling van atypische myopathie
Heb je een vermoeden van atypische myopathie? Raadpleeg dan direct een dierenarts, geef het paard onmiddellijk absolute rust en houd het warm. Verwijder indien mogelijk alle andere paarden uit het weiland.
Omdat het paard absolute rust moet hebben is het noodzakelijk dat de dierenarts op de desbetreffende locatie komt en het paard niet getransporteerd wordt. De dierenarts zal het paard in veel gevallen infusen geven en daarnaast ontstekingsremmers/pijnstillers in combinatie met andere medicatie om de spierfunctie te ondersteunen. Het betreffende weiland dient tot het volgende voorjaar niet meer gebruikt te worden.
Bijna driekwart van de paarden waarbij atypische myopathie wordt geconstateerd overlijdt binnen drie dagen aan de gevolgen. Paarden die de ziekte overleven kunnen hier hartritmestoornissen aan overhouden.
Welke maatregelen kun je nemen om atypische myopathie te voorkomen?
Om de kans op het toeslaan van atypische myopathie en andere ziekten in het najaar te verkleinen, kunnen de volgende maatregelen genomen worden:
-
Voorkom opname van esdoornbladeren en -zaden.
- Verwijder ook andere bladeren, zaden, eikels, paddenstoelen enzovoorts uit het weiland waar de paarden grazen.
- Creëer een goede schuilmogelijkheid voor de paarden.
- Houd de conditie van het paard op peil door een goed wormbestrijdingsplan op te stellen en zorg voor de gebruikelijke vaccinaties.
- Bied voldoende ruwvoer aan, eventueel aangevuld met brokken, omdat in het najaar de kwaliteit van gras achteruit gaat.
- Geef het paard de beschikking over een zoutblok.
- Geef in het voor- en najaar drinkwater uit de kraan, voorkom dat de paarden toegang hebben tot het drinken uit een poel waarin mogelijk afgewaaide bladeren en zaden terecht gekomen zijn.
De belangrijkste maatregel is natuurlijk het elimineren van de oorzaak van atypische myopathie; de in de weide aanwezige esdoornkiemen, -bladeren en -zaden. Esdoorns herkennen
De andere maatregelen zijn er vooral op gericht het paard fysiek in een goede gezondheid te houden.
Botanisch onderzoek (esdoorns, maar ook andere giftige planten)
(Onderzoek op giftige planten, macroscopisch)
Heb je zaailingen (kiemplantjes), bladeren of zaden gevonden in het weiland van je paard en weet je niet zeker of deze behoren tot bijvoorbeeld een soort esdoorn die mogelijk giftig is? Je kunt deze bijvoorbeeld laten onderzoeken bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). In samenwerking met de GD is onderstaande instructie tot stand gekomen.
Wat je hiervoor moet doen?
Verzamel de plantdelen die je wilt laten onderzoeken (zaailingen, bladeren, zaden). De identificatie van de soort esdoorn is o.a. gebaseerd op de vorm van de bladeren en de hoek tussen zaadparen. Het is daarom belangrijk om (indien mogelijk) ook bladeren en zaden te verzamelen. ‘Verdacht’ materiaal verpak je in een doorzichtige, afsluitbare plastic zak (bijvoorbeeld zip-loc zakje).
Via je dierenarts
Dit kan je inleveren bij je dierenarts. Overleg met hem of haar over de mogelijkheden hiervoor (en de kosten). Deze stuurt het materiaal via zijn/haar koerier naar de GD voor onderzoek op giftige planten (macroscopisch). De GD communiceert de uitslag van het onderzoek met jouw dierenarts, die het weer met jou kan bespreken.
Zelf opsturen
Je kunt het materiaal eventueel ook zelf opsturen.
- Ga naar de GD website: www.gddiergezondheid.nl/formulieren
- Download het juiste inzendformulier bij Categorie paard:
‘Monsters paard (uitgezonderd sectiemateriaal en PCR-onderzoek)’
(dit is het eerste formulier) - LET OP: Vul dit formulier zo volledig (en zorgvuldig) mogelijk in:
- Vul op pag. 1 de volgende zaken in:
Bij het veld ‘praktijk’: vul hier ‘n.v.t.’ in.
Bij het veld ‘dierenarts’ + adresgegevens: vul je eigen gegevens in (niet die van je dierenarts!).
Verder: vul de ‘datum + tijd’ van de monstername in en de gegevens bij ‘opdrachtgever’, inclusief je handtekening. - Kruis op pag.2 het volgende vakje aan:
In rubriek ‘Klinisch/toxicologie’, helemaal onderaan bij het kopje ‘toxicologisch’:
10907 Giftige planten macroscopisch W1130A
(dit is de laatste optie op pag. 2 van het formulier)
- Vul op pag. 1 de volgende zaken in:
En stuur het met het materiaal naar:
GD
t.a.v. laboratorium
Postbus 9
7400 AA Deventer
Let op: hier zijn (uiteraard) kosten aan verbonden. Informeer hiervoor bij de GD:
Per e-mail: kca@gddiergezondheid.nl of telefonisch via:0900-1770, optie 5 paard.
N.B.: Dit onderzoek is ook een optie voor andere mogelijk giftige planten, niet alleen voor esdoornsoorten.
Tekst in samenwerking met Martsje Bergsma
Opmerking
Dit artikel is o.a. gebaseerd op recent onderzoek. Voor zover bekend bevatten alleen de zaden, zaailingen (kiemen) en bladeren van de Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus L.) en de zaden van de Vederesdoorn (Acer negundo) de stof hypoglycine A. Zoals te lezen, is nog niet bekend wat de dosis-effect relatie is (bij welke hoeveelheid een paard ziek wordt), alleen dat er een relatie is met de opname van hypoglycine A. Daarnaast spelen veel andere factoren een rol. Men weet pas een paar jaar waar atypische myopathie (AM) door veroorzaakt wordt, de wetenschap is helaas nog niet veel verder.
Heb je (medische) vragen? Onze redactie kan niet ingaan op individuele gezondheidsvragen of -problemen. Raadpleeg daarvoor altijd je eigen (behandelend) dierenarts of therapeut!